zondag 13 maart 2016

Kwaad

Hein Tunnissen
Kwaad
Kwaad is kwaad! Soms heb je dat. Uren prutsen en onwaarschijnlijk veel geduld met een slotkarretje hebben en dat alles met resultaat nul en een humeur dat ver onder de ijsschotsen is gezakt. Het overkwam mij. En kwaad is kwaad pakte ik de secondelijm en plakte gewoon de hele zooi dicht. Wat een fantastisch spul is het toch! Na drie seconden de kap van een Mclaren Loctite 98 aan de voorzijde muurvast op een chassis gelijmd met aan de achterzijde ter hoogte van de bumper precies voldoende speling om de trillingen van de kap in de wervelwind achter de auto te dumpen. ‘n Wereldoplossing die helemaal paste bij mijn humeur. Kutauto!
Zo kent u mij natuurlijk niet. U kent mij meer van het eindeloze geduld dat nog verder gaat dan het meer dan buitenaardse geduld dat vrouwen aan de dag kunnen leggen als zij een baby voeden. Dat duurt ook altijd zo’n godsgruwelijke ergerlijk lange tijd dat je als man maar al te vaak de neiging krijgt te denken: “Waartoe zijn wij ook al weer op deez aard?” Enfin, als het om priegelwerk gaat, kijk ik net als mijn voedende vrouw een dik decennium geleden niet op een uurtje meer of minder. Het moet af en het moet goed. Maar er zijn grenzen! Zo repareerde mijn vader ooit de koplamp van de fiets van zijn aanstaande. Ik was nog niet geboren, dus feitelijk sta ik er buiten, maar het kreng wilde ondanks zijn inspanningen niet gaan branden. Het was WO II en de Duitsers stonden op het punt een avondklok in te stellen en mijn vader moest dus vlug zijn. Hij gaf het op. IJzig kalm sprak hij tot zijn aanstaande: “Joke, haal een hamer!” Toen de scherven eenmaal op de grond lagen, lachte hij opgewekt: “Zo, nu weet ik tenminste waarom hij het niet doet!” en met de lucht helemaal opgeklaard fietsten de twee gelieven de invallende nacht tegemoet.
De naam Mclaren is roemrucht en werd jarenlang in goud gedrukt, maar die glans is er wel af. Helemaal de pest krijg ik in als één van de beste autocoureurs ooit, weer eens stilvalt in zijn Mclaren met Honda. Wat is er in godsnaam aan de hand, Japie? Daarom kon ik het ook wel billijken dat Alonso over de boordradio zijn gram haalde toen hij (nota bene op Suzuka) zijn motor diskwalificeerde met: “GP2-engine!” Kwaad is kwaad en ooit is het geduld op; kennelijk ook bij een man die in staat is met dik 320 km op een bocht af te stuiven, terug te flipperen, te remmen en ondertussen nog hersenactiviteit over heeft om met zijn engineer te overleggen over het al dan niet resetten van de motor bij de volgende pitstop.
Nijd heeft meestal te maken met onmacht. Alonso had er in 2015 erg last van bij zijn Mclaren; ik als collega-coureur van hetzelfde team ook. Frappant! Bij mij was het niet een kwestie van de motor (Ninco Exceeder), maar van de kap die steeds loswoei op het rechte eind. Stormde ik voorbij de tribune, dan zag ik het al gebeuren aan het verdacht trillen van de neus. Was ik eenmaal aan het eind, dan lag de hele kap los als een dweil over het chassis te bungelen. Om gek van te worden! Andere schroefjes, metrisch, houtschroef, visbout, popnagel: niks hielp! Op de club begonnen ze bepaald een hekel aan mij te krijgen want die hele bouterij kwam natuurlijk weer in het sleufje terecht met alle nare gevolgen van dien. Ondertussen, dat wist ik wel zeker, was het een auto die de hele verzameling wegroestende Meijdoncks op een gruwelijke manier de oren zou kunnen wassen. Wereldbrik, afgezien dan van die Loctite-kap.
Loctite???!!! Het kwartje valt en wat blijkt na 3 seconden? Dat dichtgeplakte autootje rijdt de sterren van de hemel! Je ziet het pas als je het doorhebt!

2 opmerkingen: