zaterdag 27 februari 2016

Revell

Hein Tunnissen
Revell

Onomwonden spreekt Marcus Aurelius zich uit als het gaat om de 1:24-klasse. “Nee, niet zo mijn ding!” Een volstrekt ander standpunt dan dat van Fokko die de 32-ers eigenlijk hun congé heeft gegeven. Fokko is helemaal van de 24-ers en dat gaat zo ver dat hij zichzelf heeft opgelegd niet iedere week een nieuwe te kopen. Dat is een wijs besluit want als je een beetje mee wilt komen, moet je krities zijn bij het kopen van een chassis en nog meer bij het opzetten van het kapje. Voor hem geldt dat eens te meer omdat hij in korte tijd zoveel ervaring op heeft gedaan, dat hij in no time een metalen chassis in elkaar zet, afstelt en bijstelt.
Tot onze grote verbazing bleek hij ook ineens allerlei gereedschap te hebben waarvan wij ons afvroegen ‘Wat moet je er mee?’ Zo heeft hij een heel ingenieus staketsel van buizen, stangetjes en balkjes waarmee je een chassis kunt uitrichten. Het geheel doet nog het meest denken aan een patiënt in het ziekenhuis met een gecompliceerde arm- of beenbreuk waarbij je dus de stangen er zo dwars uit ziet steken. Met een paar rare vleugelmoeren of van die vertanding om de boel flink op te kunnen spannen. De bedoeling is om de voor en achteras precies parallel te krijgen.
Op zo’n chassis komt dan een kapje. In onze club hangt allicht een sfeer van mooie auto’s, maar als puntje bij paaltje komt, is het toch vooral belangrijk dat het ding goed rijdt. Ook in de 24-klasse, maar daar is de kapjeskwestie toch een heel andere. Neem nu een eenvoudige Mosler van NSR waar je de spoiler vanaf rijdt. Bengs! Je kunt dan een setje zooi kopen voor een euro of zes en dan heb je behalve een spoiler ook nog een paar spiegels en mogelijk zelfs een ruitenwisser en een antenne. De kwestie is dat wij ons een beetje afgezeken voelen omdat Fokko voor 9 euro een compleet nieuwe kap koopt! Zo heeft hij een prachtige F1-bolide die ook nog ongenadig hard rijdt.
Het punt is nu dat wij nogal zeikerig rondrijden omdat we bang zijn voor dat spoilertje, want als er iets afvliegt, is het dat stomme spoilertje. Kun je redeneren dat je voor tien euro inclusief verzendkosten weer een nieuwe hebt, maar als je ’s avonds na een clubavond geen andere sloten op de deur wilt vinden, is het toch verstandig die spoilers niet al te gretig in te slaan. En wat doet die Fokko ondertussen? Die koopt een nieuw doosje van Revell voor minder dan een tientje en knutselt in een halve avond een nieuwe bolide in elkaar. En het is nog erger, want op een beurs kocht hij een Duits Deukje, een wrak voor de onderdelen. Thuisgekomen bleek dat wrak helemaal geen wrak te zijn en het laat zich raden: met die auto rijdt hij ons weer het snot voor de ogen!
Sloopauto! Ben ik duidelijk? Kapje erop van Revell, een beetje airbrushen op de keukentafel en huppekee, we hebben weer een nieuwe auto om verliefd op te worden. De erecode gebiedt vervolgens dat je op de club vooral flink rondtoetert dat het misschien best het aardig oogt, maar dat het voorlopig nog helemaal niet rijdt. Nee, maar wel meteen 8 seconden klokken met een duidelijke aanwijzing dat er binnen drie ronden tijden in zitten van 6,9 of 6,8 waarmee het clubrecord al goed in het vizier komt.
Maar wat mij nog het meeste ergert is dat hij die kapjes zo gruwelijk netjes in elkaar plakt. Geen druppeltje lijm te veel, nergens iets scheef. Geen ruitje met condens en alles zo goed sluitend dat je niet eens ziet dat het een zelfbouwpakket is, zelfs als je het weet. Toen ik 10 was, was ik al helemaal klaar met Revell. Ik was met mijn neef Frank in Amsterdam en we kochten bij Neef Sport in de Raadhuisstraat allebei een vliegtuigje. Terug naar het kantoor van zijn vader die het goed vond dat wij aan de vergadertafel van de commissarissen onze modellen in elkaar plakten. Enige tijd later zat die hele gepolitoerde tafel vol met lijmvlekken en stonden er twee modellen die een natuurgetrouwe afspiegeling waren van de vehikels van de Nederlandse luchtmacht voor WO II. Het zag er niet uit! Ik dacht: nooit weer! Maar het begint weer te kriebelen; ethisch revell, vermoed ik.

zondag 21 februari 2016

Bedelco

Hein Tunnissen
Bedelco
Doe eens gek, koop een Carrera! Lange tijd was het uitspreken van de Duitse naam Carrera niet echt de manier om vrienden te maken of om je zelfs maar populair te maken, tenzij in combinatie met het merk Porsche. Dat kon dan nog net, maar iedereen keek wel even op: Wat hoorde ik daar? Een graadje erger is het krassen van de naam Ninco en nu, na een geruchtmakend F1-seizoen ook de naam Renault. Vooral dit laatste merk heeft dankzij het gesodemieter in de F1 flinke deuken opgelopen. Zo hebben wij iemand die een aardig woordje Frans spreekt, zoals de meeste Nederlanders trouwens, en die bij het horen van die naam meteen echoot: “Renault? Créateur de malheur!”, waar iedereen dan bijzonder smakelijk moet lachen om dit gewiekste rijmpje.
Maar dat van die Carrera is een stuk ernstiger. Ik kan het hier namelijk wel verklappen omdat het straks toch uitlekt, wij hebben een tijdwaarnemingssysteem op een USB-stick van Carrera. Dat staat garant voor degelijk, met als de auto’s van het merk. Sinds die softwarekeuze is gemaakt krijg je niet meteen een slag in je gezicht als je die naam uitspreekt. In tegenstelling tot Renault in combinatie met Ninco! Puur dodelijk, absoluut! Het aardige is nu dat ik, die tot nu toe altijd alleen alle ballen om de oren kreeg, uit onverwachte hoek steun heb gekregen.
Van Patrick! Die nota bene van zijn vrouw (“Patrick, mijn Jumbo!”  - echt een hele leuke vrouw dus) een Renault Mégane Bedelco van Ninco kreeg. Kenners, en zij die echt goed Frans spreken, weten nu dat dit de RS betreft, een racemonster zonder weerga, waarin je dus niet net zoals in een Carrera als een zak noten door elkaar wordt geschud, maar waarbij je wel heel erg blij bent met de veiligheidsgordel als er wordt geremd. Christenemeziele, wat remt dat ding!
Het is natuurlijk vreemd om in een blog die eigenlijk pas echt leuk begint te worden bij 160, 170 km, te praten over remmen. Daar zit een verhaal bij en dat stamt uit de grote mensenwereld. Het grappige is nu dat Ninco niet alleen de uiterlijke details onwaarschijnlijk mooi heeft gekopieerd, maar ook de frustratie van de Fransen op de Autobahn.
We zijn in het hoofdkantoor van La Régie in Boulogne-Billancourt. Aan tafel van de hoofddirectie zitten drie opgewonden testrijders die vinden dat zij op de Autobahn zijn afgedroogd omdat de Méganes minder goed remmen dan de Duitse auto’s. C’est tout? Per oekaze worden de Megane-fabrieken gesommeerd de hardste en de grootste en de meest gemene remschijven te monteren die maar denkbaar zijn, desnoods die van de Magnum. Hetgeen geschiedt. Het grappige is dus de Renault Bedelco Mégane RS, een Lightning Pro-Race van Ninco, net zo giftig remt als het echte model. Dus nooit op de Autobahn achter een Mégane aanjakkeren, want dat ga je verliezen! Als hij remt, hangen jouw noten aan de achteruitkijkspiegel.
Op de racebaan, en dat weet de vrouw van Patrick natuurlijk ook wel, wordt de soep met balletjes niet zo heet gegeten, maar het is wel een feit dat die auto een klasse apart is die nog steeds veel snellere jongens er flink uit kan remmen. Uit eigen ervaring weet ik dat deze opmerkelijke eigenschap niet verdwijnt als je, laat ik zeggen, de Ninco-rammel wilt aanpakken. Dit tot groot plezier van Johnny Be Good, die van die rammelende tandwielen dezelfde rugrillingen krijgt als iemand met zijn nagels over het schoolbord krast. Hou toch op, zeg met dat lawaai! De oplossing is eenvoudig want NSR heeft speciaal voor Ninco tandwielen gemaakt die er een naaimachientje van maken. Ik monteerde ook een Crusher (“Wat een mooie namen geeft Ninco toch aan zijn motoren!” – JeeWee van Capelleveen) en die maakt er in de AW-opstelling een heerlijk gifkikkertje van. Afhankelijk van de baan waarop je rijdt, monteer je dan een lekker stelletje banden en je hebt een auto voor de glorie. Dat je dan op een baan rijdt met Carrera tijdwaarneming kan vervolgens in principe betrekkelijk weinig schelen.
Vraagt er iemand aan ons: Hé, hebben jullie allebei een Ninco?, dan zal ik glimlachend zeggen: Moet jij niet eens naar Hans Anders of een aanverwante oogpsychiater? Want je lijkt me behoorlijk scheel als jij er hier twee Bedelco’s ziet!
Voilà, Renault créateur de bonheur! Te TE!

zaterdag 13 februari 2016

Techniek-II

Hein Tunnissen
Techniek-II
Dankzij een handvol sensoren en de IR-tijdwaarneming ter hoogte van start-finish krijgt de computer een beeld van uw rijgedrag. Is dat voorzichtig (want uit=uit) dan zult u meer ronden kunnen rijden met uw tankje benzine, maar u zult vermoedelijk de wedstrijd verliezen. Rijdt u om het hardst, dan zal er een flinke gorgel in uw tank komen die de computer ‘ziet’. Bij wijze van spreken dan. Met nog 20 liter in de tank krijgt u echt te HOREN dat u een pitstop moet maken. Door zelf af te remmen vóór de pitstraat concludeert de computer dat u wilt gaan tanken en de wissel klapt om. U rijdt de pitstraat in. Pas op! Niet te snel  want dan u krijgt een stop&go-penalty aan de broek.
Goed, u stopt om te tanken. Vanaf dat moment schakelt de computer uw regelaar uit en die tijdsduur is afhankelijk van de hoeveelheid benzine die u nog in de tank heeft. U had dus ook twee ronden later naar binnen kunnen gaan, maar dan staat u langer stil. Is dat mooi of niet? Wacht u echter te lang, dan staat u ook stil maar dan voorgoed en dat is nogal gênant, eerlijk gezegd. Enfin, we nemen nu even aan dat u flink door de pitstraat blèrde (want dat kan!) en dat u daarom straf krijgt.
Als de race nog 5 ronden duurt, moet u na vertrek meteen opnieuw naar binnen. Niet u, maar de computer remt af, schakelt de wissel in en zet u exact 15 seconden stil. Is dat fraai of niet? Volledig gestrest knijpt u de regelaar vol in, zodat u weg kunt spuiten als het gemartel is afgelopen. Helaas, dat heeft geen effect, want de computer laat u zachtkens naar buiten sukkelen en geeft het gas pas weer vrij als u de baan heeft bereikt. Is dat niet knetter leuk?  Duurt de race nog wat langer dan vijf ronden, dan mag u zelf kiezen wanneer u uw straf uitzit. In dat geval is er dus wellicht sprake van toegepaste tactiek, stalorders en wat dies meer zij!
En verder vraagt u nu? Nog meer bijzondere interessante zaken? Ik zal u er nog eentje noemen die ik persoonlijk erg grappig vind.
LMP’s, slotcars die verknoopt zijn met de races op Le Mans, Catalunya of Circuit of the Americas, rijden ook in het donker. Dan moeten de lampjes dus aan. Dankzij LED is er vandaag de dag sprake van een complete lampjesgekte in de slotcarracerij, waar ik ook helemaal door gegrepen ben. Evenwel, het gaat om de realistische waarde van de verlichting. Zo regelt mijn computer dat bijvoorbeeld de baanverlichting (de zon, zoals u begrijpt) langzaam maar zeker achter de horizon verdwijnt. De verlichting van de tribunes, het Shellstation en de baanverlichting en in de tunnels gaat vervolgens aan, zodat de auto’s en anders wel hun coureurs de koplampen ook echt nodig hebben.
Nu heb ik daar nog wel een pijnpuntje want de computer schakelt alles met één vingerknip aan en dat gelooft natuurlijk niemand. Het is gewoon ondenkbaar dat Shell op exact hetzelfde moment de verlichting in de shop aan doet als Esso wat verderop. Dat is echt heel weird. Zo ook de verlichting van de tunnel die ineens op volle sterkte brandt en ook dat is heel idioot want die lampen horen geleidelijk aan op te gloeien, zodat je je niet kapot schrikt als coureur. Logisch.
De truc achter dit hele verhaal is de Phidget in een sigarenkistje, een kleine elektronische schakeling rond een slimme chip met aan drie zijden aansluitingen, die door middel van een USB-kabeltje met de computer verbonden is. Zo geeft de Phidget op commando van de computer door wanneer de startlichten uit moeten gaan. Echte startlichten, boven de baan, wel te verstaan. Begint dan de race om 16.00 uur en is het 11 december 2016, dan zal niet lang daarna (16.28) de zon doven, maar de baanverlichting aangaan. Helaas moet je dan wel de hele nacht doorrijden om die zon weer boven de racetafel te krijgen. Mijn vrouw heeft er alle vertrouwen in dat ik hier nog wel iets op zal vinden. maar het feit dat zij mij over het algemeen goddelijk vindt, wil nog niet zeggen dat mij dit ook gaat lukken. De zon op commando op en onder laten gaan, dat is toch wel techniek die boven het slotcarracen uitsteekt. Tenzij je vrijgezel bent en niet rond het middernachtelijk uur tussen de  lakens wordt verwacht.

zaterdag 6 februari 2016

Techniek (1)

Hein Tunnissen
Techniek (1)
In mijn kleuterjaren stak ik op woensdagmiddag samen met mijn broer de straat over om bij de familie Vertogen TV te gaan kijken. Er waren nog nauwelijks TV’s, maar zij hadden er eentje godlof, compleet met antenne op het dak. De programmering was simpel: De Verrekijker, Vier Veren Waterval, Pipo de Clown en de Thunderbirds (Are Go). Die zijn weer terug, zag ik onlangs.
Laatste hadden wij een ernstige storing met onze satelliet-tv die dankzij monopolist Canal Digitaal niet eenvoudig was op te lossen. Om toch te kunnen genieten van ‘Two and a Half Men’ rukte ik onze ouwe Topfield uit de mottenballen, dwong de bewondering van mijn vrouw af door de smartcard te wisselen en de coaxkabels te verknopen, waarna wij ineens 240 Britse zenders, inclusief Leeds en Cardiff, konden ontvangen plus nog een slordige zestig Disney-kanalen die evenwel allemaal stevig gescrambled bleken. Het feit dat ik de vrouwonvriendelijke zender RTL 5 ook te pakken kreeg, ontlokte mijn zoon de verbaasde uitroep: ‘Wat is dit in godsnaam voor beeld?’, iets wat mij weer verraste want op dat moment was toch nog duidelijk zichtbaar hoe een vrouw een genadeloos pak slaag kreeg en het was geen zwartwit-TV met schaduwen. Nee, het ging hem om de kwaliteit; die vrouw boeide hem absoluut niet!
Nu was het inderdaad kwalitatief wel wat minder dan wij gewend waren, maar toch nog heilig vergeleken met dat van de notenhoutenkast met groenige patrijspoort  van de familie Vertogen, onze blik op de wereld met de Verrekijker en de geruststellende stem van Netty Rosenfeld. Die zwartwitte spikkels (pixels is te veel eer) maakten dat je vooral moest gissen naar wat je zag. Dientengevolge ontwaakte mijn belangstelling voor techniek en vooral de drift om het beter te willen maken. Enige jaren daarna, er waren veel meer televisies in het dorp, liep ik met een vriendje met een klein houten sigarenkistje door de Kerkstraat. Iedereen rookte nog als een schoorsteen, dus dat viel niet op.
Ook bestond IS nog niet en daarom waren de gordijnen gewoon open. Staand voor een raam draaiden wij aan een toltrimmertje in ons kistje en ‘Floep!’, weg was het beeld. Vader stond op, sloeg een keer flink op het apparaat en wij zetten ons stoorzendertje weer uit. Vader zat weer: Aan! Vader stond op en net als hij wilde slaan: Uit! Geweldig vermaak; kan er nu nog om lachen want enige wreedheid is mij niet vreemd sinds dit kabinet-Rutte.
Spring ik 50 jaar in de tijd dan is er wel wat veranderd. Hoewel? De meeste mensen benutten nog geen 10 procent van de rekenkracht van hun computer en zelfs als het ding nog werkt, gebruiken ze tegenwoordig liever hun smartphone. Net zoals vroeger dat stoorzendertje, bouw ik het liefst mijn eigen computers. Now we’re talking! Ik leun daarbij flink op de mannen met ook een afwijkende hobby, namelijk het online gamen. Werkelijk te dom voor woorden, maar hun computers zijn de absolute top. Zo heb ik dus een gamecomputer gebouwd voor mijn racebaan (tweesporen, Fleischmann) met pitstraat van Polistil. Nu is dat een merk om je voor te schamen, maar de pitstraat past perfect bij de Fleischmann-baandelen.
De vraag van vandaag: hoe krijg je dat autootje in die zijgleuf zonder dat je hem zelf hoeft op te pakken en ondertussen een beetje vroem-vroem mompelt? Techniek die mij mateloos intrigeert en het is een heel ander verhaal dan digitaal racen, want – en dat heeft de tijd wel bewezen – is een ding waar de meeste echte mannen geen ruk aan vinden. Nee, het gaat erom een mechanische beweging te krijgen dankzij een signaal van de computer omdat er een reden voor is die je als coureur niet zelf kunt afdwingen. U begrijpt hier niets van; ik begrijp dat. Daarom een voorbeeld.
Bij een race start iedere coureur virtueel met 100 liter brandstof. De race zal worden verreden over 50 rondjes volgens het systeem uit = uit. Voor de tijdmeting gebruiken we het programma PC Lap Counter, dat wij hebben voorzien van de namen van de coureurs, hun respectievelijke auto’s, de race over 50 ronden en die vermaledijde 100 liter brandstof die niet voldoende is om de race uit te rijden. Aha! U denkt nu: pitstop! Correct, maar de computer houdt precies bij hoe u aan het trekkertje van uw regelaar zit te rukken en dat zal alles bepalend zijn voor het verdere verloop van dit verhaal.