maandag 27 april 2015

Kleine Huisjes


Hein Tunnissen

Kleine Huisjes
Het zal in de eerste week van februari zijn geweest dat wij, de slotracers van Amazingslotcarracing te TE, na een fiks aantal enerverende rondjes de keel wat spoelden en ondertussen met onze sonore stemmen de donkere kanten van hun hobby annex sport bespraken. Wij dat zijn: Raymon, Robin, Erik, Fokko, Markus de CEO en ik, de inktkoelie. Wij bespraken de wenselijkheid van het bijkomende geknutsel zoals pitlanes, verlichte tribunes, ijscokarretjes in de nabijheid van gevaarlijke bochten, dames in bikini, veel reclameborden en mogelijk ook nog wel Kleine Huisjes. Zoals u ongetwijfeld wel weet deed dit de Groningers onder ons meteen denken aan dat grappige & pittoreske dorpje onder de dijk van de Waddenzee en met onze bekende nuchterheid constateerden wij dat we die dus al hadden, zodat er geen enkele reden is te verzinnen waarom we die nog een keer zouden gaan bouwen.
Een tribune hebben we ook al. Van Carrera en hij staat vlakbij de start en finish, de lichtbrug dus. Meer tribunes heeft geen zin, want op de rest van de baan rijden wij zo verschrikkelijk hard dat geen mens ons voorbij kan zien razen. Dus daarmee zijn we dan eigenlijk ook gauw klaar.
Al sprekende met malkander, ontstonden er als vanzelf twee kampen. De knutselaars, die vonden dat er wel enige aankleding mocht komen en de non-valeurs die de mening toe waren gedaan dat het een prachtige baan is die wij daar hebben liggen, waar je vooral niks meer aan moet doen. Zo is er bijvoorbeeld de kwestie van het licht. Steeds meer van onze bolides zijn uitgerust met snerpend Xenonlicht, een batterij lampen op de bumper, remlichten en gewone achterlichten die nota bene ook nog beginnen te knipperen als de racebak onverhoopt tot stilstand mocht komen. Om daar naar hartelust van te kunnen genieten, moet het licht dus vooral uit, zodat je je echt in het holst van de nacht op Le Mans waant of anders wel bij het ochtendgloren.
Maar Erik gooide de knuppel in het hoenderhok door te zeggen dat hij eigenlijk wel een beetje een Knutsel Pim is. Zelf ben ik dat ook wel, maar omdat ik mijn eigen Fleischmannracebaan al wat heb aangekleed voor mijn zoon, ben ik voor de komende tien jaar wel uitgefröbeld. ‘Leuk pap!’ en weg was-t-ie weer!  Ach, kinderen! Wat is het toch dankbaar!
Bij Markus verliep het feitelijk nog dramatischer. Die kocht met Tineke voor hun zoon een Nincobaan (volgens de overlevering 6 nagelnieuwe dozen) die na twee weken duwen en trekken naar de zolder kon worden afgevoerd. Het mannetje had er even geen zin in. Inmiddels is hij uitgegroeid tot een boom van een vent die op vrijdagavond weleens komt binnenvallen en dan dus meteen de snelste tijd neerzet. Waarna hij weer met zijn smartphone gaat spelen. Nee, Markus zal het wel uit zijn hoofd laten om iets te gaan knutselen na deze traumatische ervaring. Ik geloof zelfs dat hij om die reden nog steeds een hekel heeft aan iedere Ninco-autootje op de baan. Lelijke lawaaibakken!
Fokko, zo nuchter als een brood, vindt het allemaal niet zo nodig. ‘Baan is prima!’, wat voor hem een forse volzin is. Hij houdt voortdurend de oren gespitst en zijn ogen wijdopen om alles op te pikken wat wij - de andere clubleden - zeggen en doen. Met die kennis knutselt hij thuis dan weer verder. En met succes, want deze avond reed hij met een zacht zoemende, oranje, ontzettend laag afgestelde Ford Capri. De hele club was er van onder de indruk. Wat een mooie racebak! Goed geknutseld, Fokko!

maandag 20 april 2015

Plafit


Hein Tunnissen

Plafit
De eerste avond dat Fokko, ons nieuwe clublid dat zomaar aan kwam waaien, over onze baan reed was hij natuurlijk ontzettend benieuwd of hij als rookie ons de achterlichten kon laten zien. Lichtelijk geïntimideerd waren wij wel want deze coureur met ervaring in de superkarts, zette met een armgebaar dat veel ervaring verried een Plafit-chassis boven de sleuf en dat is toch wel wat anders dan dat overwegend Italiaanse plestic gedoe van ons. Godzijdank werd het een drama!
Opgewekt reden wij onze opwarmrondjes, onderwijl Fokko weer oprapend, in de baan zettend of bemoedigend toesprekend. “Het is altijd even wennen, zo’n nieuwe baan!” Tja, dat moge zo zijn, maar dit was toch wel erg veel Apeldoorn bellen. Gelukkig trok Fokko na een half uurtje gepruts zelf de conclusie dat die 40k motor van hem wat veel van het goede was. “Ik zal er een kleiner motortje inzetten”, en wij reden na die mededeling glimlachend verder. Opgeruimd staat netjes!
Maar hij had wel gelijk! Twee weken later kwam de Plafit weer de baan op en toen ging het helemaal los. Met een 25k motortje behoorde Fokko ineens tot de snelsten van de avond en wat nog veel erger was: ogenschijnlijk reed hij heel nonchalant alsof het hem eigenlijk niet echt interesseerde. Soms stond hij gewoon naar mijn knijpertje te kijken, terwijl zijn auto aan het eind van de baan vrolijk verder raasde. Hoe hij het flikte weet ik niet, maar precies op het juiste moment was hij weer bij de les. Amazing! Wat later bleek dat er iets mis was in zijn knijpertje, waardoor de auto niet zo reageerde zoals het eigenlijk moest. Ook dat nog! Reed die nieuwkomer ons bijna helemaal tot havermout met een halfrot knijpertje dat hij noodgedwongen moest gebruiken omdat onze baan zijn hightech-regelaar niet kon volgen.
Wat een drama! Van de andere kant was het wel een geweldige ervaring die leert dat hoe groter niet altijd zoveel beter is. Die opvatting geldt natuurlijk ook voor andere aspecten in de humane wereld, maar het is bekend dat mannen regelmatig twijfelen aan die stelling. Het wachten is nu op de finetuning van die Plafit, want als Fokko besluit op zoek te gaan naar de ideale tandwielverhouding voor onze baan, dan kunnen wij maar beter in de pits blijven om nog een paar stukken taart van Minouck te eten. Bij wijze van troost.
Plafit is voor mij nog heel ver weg. Ik heb nog niet eens met alle modellen van Slot-It en NSR gereden, dus waarom zou ik dan al de overstap willen maken naar de metalen wereld van de Duitsers? Wat mij wel intrigeert is de gelijkenis met Meccano, het oude jongensspeelgoed met plaatjes, stripjes, schroefjes en moertjes. Ik was er jaren helemaal wild van en bouwde met mijn buurjongen ingewikkelde landbouwmachines waarvan de boeren bij ons in de buurt behoorlijk stonden te kijken. Ik weet nog dat wij op basis van een zwartwitfoto van combines (Ohio, USA), een roodgroene tarwesnijder bouwden die binnen een kwartier het hele gazon om zeep hielp en dit alles met twee platte batterijen van 4,5 volt van Witte Kat.
Ik ben er kennelijk nooit echt van losgekomen, want hoewel Meccano werd verslagen door de EE-bouwdozen van Philips (Electronic Engineer) en in iets mindere mate door de ME-bouwdozen (Mechanical Engineer) van dezelfde peertjesfabrikant, stak het merk als Hornby weer de kop op en beleefde vervolgens opnieuw gloriedagen als Scalextric.  Wat een mooi historisch besef! Wat zeg ik? The Circle of Life!

zondag 12 april 2015

Trackday



Hein Tunnissen

Trackday
Niets is mensen vreemd. Is de één helemaal gek van Porsches, de ander is juist meer gecharmeerd van een Lambo of een Aston Martin. Het is onbegrijpelijk waar die voorliefde vandaan komt, maar dat die er is blijkt meestal wel heel erg als iemand anders plompverloren jouw liefde begint af te zeiken. Stel, je buurman komt binnen op het moment dat je net jouw mooie autootje weer in elkaar hebt gezet en je vindt dat je het allemaal prima voor elkaar hebt. Wat een lelijke auto, zegt buurman. Die zag je niet aankomen en verbouwereerd mompel je: “Dank U!”
Zoiets is natuurlijk enorm triest. Ik ken slotcarracers die helemaal depressief werden of anders wel enorme pijn in hun rug kregen van het naar adem happen. Ik heb het zelf niet zo verschrikkelijk meegemaakt, maar een flinke tik kreeg ik ook wel toen ik te horen kreeg dat mijn Mosler geen klassieker is. Nee, allicht niet maar hij wordt het wel! Maar dat bleek niet te gelden. Ontgoocheld bleef mijn topauto in de koffer en reed ik die flutwedstrijd met een rammelkarretje uit Wolfsburg. Niks an!
Nog steeds flink aangeslagen las ik een paar maanden later dat de 1-1 wereld deze kwestie op een geweldige manier heeft getackeld. Want ook daar zie je figuren die helemaal idolaat van Ford zijn of van Rover of zelfs Opel. Wat moet je ermee? Gewoon racen en ze noemen dat ‘Trackday’. Je betaalt 250 euro en je mag op het circuit je lieveling tot vlaflip rijden. Simpel reglement: helm op je hoofd en een goed functionerende uitlaat. Voor de rest bekijk je het maar. De briefing voorafgaand aan de wedstrijd is verplicht voor iedere coureur; een licentie wordt geadviseerd.
Ik wil onze club Amazingslotcarracing te TE voorstellen dit idee liefdevol te omarmen. Mogelijk wel vier trackdays per jaar op zaterdag of zondag. Je betaalt een eenvoudige somma en je kunt racen met je eigen auto. Dondert niet welke kleur, welke banden, welke motor of wat dan ook. Zet je lieveling op het spel en kijk hoe goed jij bent en hoe snel je kleine racertje is.
Bij het overlijden van de Classic  Race van Frank Slot, want dat kunnen we nu onderhand wel stellen, is dit een mooi alternatief. Mij spreekt het bijzonder aan, want ik ben ook helemaal tegen alle regels voor de koningsklasse, de Formule 1. De reden moge duidelijk zijn. Het gaat gewoon om zo keihard mogelijk en als je daar een zescilinder turbomotor intercooler voor wilt gebruiken is dat jouw zaak. Dus ook een V8 of V12 is toegestaan. Alle flutregeltjes die nu verzonnen zijn, verwoesten de Koningsklasse. Een saai optochtje met vrolijk knipperende rode achterlichtjes als het regent. De trainingsrondjes die wij op vrijdagavond soms tussen 22-23 uur rijden zijn spannender. Vooral met kortsluiting tussen de oren en een coureur die daardoor keer op keer de macht over het stuur verliest.
Hoeveel lol geeft Trackday? Het begint al met het kiezen van de auto die je wilt inschrijven. Daarna het prepareren, voor (in ons geval) een razendsnelle MDF-baan waar alle plesticracers verschrikkelijk aan moeten wennen. Dan de keuze van de banden. Ook al zo’n heikel puntje. En tot slot de coureur zelf. Ik heb mee mogen maken dat een collega-coureur die ik al een hele tijd op de hielen zat, opgaf omdat hij uit de broek moest. Aan alles gedacht, behalve aan de plas. Wereldsport!

maandag 6 april 2015

Zen



Hein Tunnissen

Zen
Om de dieper gelegen waarden van de kunst van het slotcarracen goed te kunnen doorgronden, las ik al op jonge leeftijd ‘Zen en de kunst van het motoronderhoud’  (Zen and the Art of Motorcycle Maintenance by Robert Pirsig) en dan niet als roadbook, maar als klassiek filosofisch werk, dat vooral onderscheid maakt tussen romantisch begrip en klassiek begrip. Met die kennis op zak sta ik dus iedere vrijdag een beetje te twijfelen achter de knoppen van mijn Slot-It regelaar. Wat zal ik doen? Kies ik voor de romantische invalshoek of wordt het toch meer klassiek racen?
Steeds vaker kies ik voor klassiek. Ik merk dat in de loop der tijd mijn oog-hand coördinatie steeds beter is geworden zodat ik vaak intuïtief rem om te voorkomen dat ik de bocht uitvlieg. Ik denk niet meer en toch ben ik! Nu lijkt dat een eenvoudige uitleg, maar zo simpel is het niet. Neem nu de Lola van Tineke. Een Slot-It LMP van de bovenste plank die door Markus is uitgerust met een soort scheepskiel in plaats van een klein gleufsnuffelaartje zoals veel van mijn auto’s hebben. Het contact is minimaal in tegenstelling tot die gitzwarte Lola die hiermee rond raast alsof er Bisonkit aan de banden zit.
Maar aan die keuze zit natuurlijk een risico zoals dat zo fraai is beschreven in Zen etc. Want die enorme flapper tussen de voorwielen kan zomaar in de gleuf beklemd raken en dan zijn de poppen aan het dansen. Dit soort risico’s komen ook in het boek voortdurend aan de orde binnen de vader-zoon relatie. Je doet wat voor de ander om hem te helpen, maar het keert zich tegen je.
Ik geef een ander voorbeeld. De slotcar waarmee je rijdt heeft een probleem en je weet niet welk probleem, laat staan dat je het kunt oplossen. Uiteindelijk roep je dan: “Ik word gek van die kar!” en dat is dus precies waar het in het boek omgaat. De vader wordt helemaal gek en dat zie je langs de baan ook terug. Wij hebben er om beurten allemaal wel eens last van. Een niet te stoppen stuiterende auto, een motor die voortdurend uit zijn motorpod springt, een Fly die zelfs met een raketmotor niet vooruit te branden is of een kek autootje van Ninco dat zoveel geraas produceert, dat de anderen hopen dat je met dat hele klere ding snel ophoepelt.
Motoronderhoud is fascinerend en afstotend tegelijk. Soms lijkt het wel of de materie een heel eigen leven begint te leiden dat niet meer te volgen is. Om weer een beetje met beide benen op de grond te komen is herlezen van het boek de slechtst denkbare optie. Ik deed dat omdat mijn zoon elf is geworden en dat is ook de leeftijd van de zoon in het boek. Omdat je met een slotcar niet door de VS kunt reizen zoals je dat met een Harley kunt doen, las ik het boek staande achter de racebaan, waarbij de controller de gashandle van de motor verbeeldde.
Daarna uren nagedacht over de filosofie van het slotcarracen en ik kwam eigenlijk uit op wat ik al lang wist. Net als de overige leden van onze club. Je kunt er over zwetsen wat je wilt, het gaat gewoon om de lol, de kick van winnen, de teleurstelling van een fatale de-slotter, het overleggen met elkaar over een ieniemienie probleempje. Zelfs het tevreden thuiskomen na een avond slotracen hoort bij het plezier. Maar ik begrijp dat u deze filosofie niet kunt volgen omdat u het slotracen nog niet heeft ervaren. Helaas heeft Pirsig ook geen antwoord op deze vreemde patstelling.