donderdag 15 november 2018

Sorry !!!



Hein Tunnissen



Sorry!!!
Deze blog is verhuisd! *** Dit blog is ferpleatst! *** This blog has moved! *** Dieser Blog ist umgezogen! *** Ce blog a déménagé *** Questo blog si  è trasferito:


zondag 4 november 2018

Brakes

Hein Tunnissen

Brakes
Omdat wij ongelooflijk stoer zijn, mogen wij graag tegen elkaar zeggen ‘Remmen is angst!´ Ik weet niet of het bij mij met angst te maken heeft, maar soms vind ik het knap vervelend dat die vermaledijde Porsche van mij werkelijk voor geen meter remt. Maar dan ook werkelijk helemaal niks! Ik heb al vaak op mijn sodemieter gehad dat ik beter moet uitkijken, maar daar schiet je bepaald geen ene reet mee op als je auto met het gas helemaal los, gewoon door kachelt alsof je full throttle geeft. Gek word je ervan! En vervelend is het ook!
Natuurlijk is het enerzijds mijn eigen schuld want heb ik er niet alles aan gedaan om de auto zo soepel mogelijk te laten lopen? Alles lekker gesmeerd en mooi afgesteld? Bandjes fijn geslepen, assen recht en lagertjes mooi in lijn? Of wat te denken van de afstelling tussen pignon en kroonwiel? Is dat niet mijn fort om die twee loepzuiver op elkaar af stemmen zodat de gear mesh eerder met een micron dan met een kwart millimeter te maken heeft? Jawel, mijn auto zoeft gewoon verder als het remwerk niet functioneert.
Laatst stond ik met Erik Hoytink in de pitstraat, terwijl de rest van de club langs de baan stond te schreeuwen. Kennelijk was er een ongeluk gebeurd of had er weer zo’n verdomde marshall staan slapen. Op mijn aangeven zei Erik: ‘Dat heb ik ook. Thuis rijden ze prima en hier is het drama. Ik neem ze niet eens meer mee!’ Dat vond ik nogal een uitspraak, want Erik rijdt bij voorkeur met siliconenbanden, dus intelligentie kan hem niet worden ontzegd. Ik kan dat weten, want ik rijd ook bij voorkeur op diezelfde banden. Maar die pijnlijke kwestie liet ik verder voor wat hij was. Ik zei: ‘Hij remt niet! Voor geen meter!’  Kijk, en dat is dan typisch Erik die dan gewoon vindt dat je daar niet over moet zeiken, maar dat ding gewoon thuis moet laten. Ik was blij met die opsteker en ik gooide mijn 24-BRM laconiek en opgelucht terug in de kist. Kssst, naar huis!
Maar uren later thuis kon ik de slaap niet vatten. Toch raar, peperdure auto, Porsche design, LM-velgen met van die sporty gaten erin, en remvermogen nul. Nakko-de-pakko! Ik flipte mijn tablet aan en startte Google met ‘Slot car no brakes’. Ik hapte naar adem, zoveel hits genereerde deze zoeksleutel. Natuurlijk van rookies die de Brembo’s niet kunnen vinden, maar ook van mr. Flippant, de ‘digital guru’. Kijk, now we’re talking! Een of andere guy uit the Outback was er eens voor gaan zitten om uit te leggen hoe dat nou werkt met zo’n elektromotortje. Heel verhelderend! Wat me ook opviel is dat de King 25 van NSR soms fantastisch remt, maar een andere keer helemaal niet. Hoopgevend was zeker de opmerking van een crack dat je hard over de straight moet gaan om vlak voor de bocht te remmen, om vervolgens hard door de bocht te kunnen gaan.
Remwerking dus noodzakelijk! Daar lag mijn probleem feilloos op tafel want door gebrek aan remmen moet ik wel twee meter vóór de bocht van het gas af, billenknijpend hopen dat ik er door schuif en dan vooral niet te snel weer op het gas, want dan zijn de rapen helemaal gaar. Deslotting, over de kop, rondslingeren: alles heb ik meegemaakt. Helden als Job Renken en Louis Tonkes zijn dan al rond geweest tegen de tijd dat ik de boel weer een beetje onder controle heb.
Maar dat kan niks schelen, want ik las veel zinnige dingen over het waarom. Slotcar Illustrated (the online magazine) en Slotforum International zijn dus mijn ‘ding’! En vooral de teksten (lees: antwoorden) op hulpgeroep van sukkels zoals ik. ‘Help, mijn rem doet het niet!’ Eerst een college over wat een elektromotor nu eigenlijk is. Dan uitleg over het verschil met een dynamo. Dan de overeenkomsten tussen die twee. Vervolgens, met verwijzing naar een natuurkundeboek uit 1939, een toelichting op het leven en werken van Isaac Newton. Ach, ach, ach! De eenparig versnelde beweging, gewicht, massa, snelheid en wrijving.
Helemaal blij, doe ik dan absoluut geen oog meer dicht en lees ik door tot het tijd wordt om koffie te gaan zetten voor mijn vrouw. Uiteindelijk eindigde discussie en het getheoretiseer over de allergrootste geleerde aller tijden met de conclusie dat de controller niet deugt. Want hiervoor geldt hoe minder weerstand, hoe groter de remkracht. Met mijn huis-tuin-en-keukencartridge van Slot.It rijd ik fantastisch op mijn goed geleidende thuisbaan (Fleischmann, also besser gibt es nie!), maar voor geen meter op die Carreraclubschleife. Veel te veel weerstand in de controller! Aha, we moeten dus rijden met de high current cartridge van Slot.It!
Slotcars rijden dankzij wrijving. Want wrijvingskracht leidt zoals elke kracht tot een ‘versnelling’. Maar omdat de wrijvingskracht altijd in tegengestelde richting van de beweging werkt, leidt wrijving altijd tot negatieve versnelling ofwel: vertraging. Behalve dan bij de controllers van Slot.It. Dat bewijs heb ik nu wel voldoende geleverd met mijn Porsche! De Nobelprijs kan worden opgestuurd naar de Verbindingsweg in Musselkanaal.   



maandag 29 oktober 2018

Kapje

Hein Tunnissen

Kapje
Toen ik Nederlands studeerde, kreeg ik aan het eind van het allereerste college te horen dat een dag later het Nedersaksisch behandeld zou worden. Lees ‘Ain boer wol naor zien naober tou’ dan zal ik dat morgen voor jullie zingen. Meer doen we er niet aan! Sodeju, dat schoot lekker op met die studie! Aan dit rücksichtslos wegstrepen van Nederland boven en naast de IJssel moest ik denken toen ik bij onze club voor het eerst hoorde spreken over ‘het kapje’ en meer in het bijzonder ‘rood kapje’ als het om een Ferrari ging. Althans dat geloof ik, want mijn tongval is wat afwijkend en meestal versta ik er geen biet van, wat ze zoal tegen elkaar brabbelen. Behalve dan ‘kapje’.
Als oud-Neerlandicus bespeur ik hier natuurlijk een Nedersaksische verwantschap met het Duitse ‘Karo’. Als je dat lied van die boer die naar zijn buurman wilde (Waarom in godsnaam?) goed bestudeert zoals ik deed, dan begrijp je dit onmiddellijk. In onze club is het kapje voor, en kapje na. En het gesnik en gesnotter neemt werkelijk helemaal groteske vormen aan als er weer eens een vreemde eend in de bijt tot moes is gereden. Zoals een kapje van Revell of een kapje van Tamiya. Daar wordt terecht heel minachtend over gesproken, over die kapjes.
Het zijn namelijk hele mooie kapjes, maar meer voor de vitrine. Zit je eraan met je vingers, dan breekt er iets af. Laatst hadden we weer zo’n heerlijke klap waarbij je alles hoorde kraken en scheuren. Tot groot vermaak vloog de kanariegele Revell (Nota bene een ijzersterke BMW; hoe mooi kan het leven zijn?) met een fraaie boog uit het slot, over vijf tracks, steeds hoger en hoger om met een fatale knal op de keiharde houten vloer te crashen. Nog een geluk dat die niet van hardhout is!
Laat ik er dit van zeggen; de collega-coureurs die stonden te huilen van het lachen, laat ik expres buiten beschouwing, maar de ravage die wij een zestal meters verderop aantroffen tart iedere beschrijving. Het complete handschoenenkastje was met de rest van het interieur (veel zwart leer en chroom) achterin de kofferbak terecht gekomen. Aan de achterzijde ontbrak de complete overgang van Karo naar chassis, zodat je moeiteloos dwars door de auto kon kijken want ook de karakteristieke BMW-Grill was met omlijsting en al compleet verdwenen. Verschwunden! Enige tijd later, de traumahelikopter had de Nordschleife alweer verlaten, zaten wij aan tafel na te praten over deze moeder der ongelukken. Doordat iedereen het vanuit een andere hoek had gezien, kregen wij bijna een fraai 3D-beeld van de fenomenale vlucht die deze BMW had gemaakt en de gevolgen daarvan voor de Revell-kap. Het kapje, zogezegd.
En dan zijn er natuurlijk altijd van die fijnbesnaarde types die zeker weten dat dit ook gebeurd zou zijn als wij de CHAOS-knop geen vaarwel hadden gezegd. Het was een onvermijdelijk ongeluk, maar of dat nou troostende woorden zijn als je zelfgebouwde en zelf strak gespoten Revell-carrosserie naar de Filistijnen is, weet ik niet. Ik liet de kompanen nog wat verder koeterwalen in hun Nedersaksisch en liep de afsleepwagen achterna. Het wrak stond inmiddels bij de garage van de eigenaar en in het volle licht was goed te zien hoe ernstig de auto had geleden onder zijn eerste vliegtochtje. Zelfs de stangen van de veiligheidskooi lagen als opgevouwen lucifers tussen de andere zooi in de kofferbak. Van de achterbank was al helemaal niks meer te bespeuren. Waar je ook keek, overal waren stukken kapje afgebroken of afgescheurd. Wij lieten de eigenaar maar even betijen, want het was zonneklaar dat het minste of geringste zoals een hand op de schouder, voldoende zou zijn om hem te laten breken. Ik wist zelf niks beters te doen dan te zeggen: ‘Nou ja, morgen weer een dag!’
En dat is natuurlijk ook zo! De koning is dood, leve de koning! Want enkele dagen later toonde de onfortuinlijke BMW-eigenaar ons een prachtig zilvergrijs gespoten kapje met oranje accenten en overal leuke stickers met als hoofdsponsor Bridgestone, toch niet de eerste de beste! Nee, een hele mooie Porsche, kan niet anders zeggen. Schrijft de eigenaar trots: “Vrijdag compleet en ‘race ready’ te zien bij ASR!” Nu citeer ik de vrienden en dat geeft wel aan dat het een vrolijke boel bij ons is: ‘Hoop dat hij langer meegaat dan de BMW!’ Zelf zou ik dat niet zo scherp verwoord hebben, maar het was weer eens wat anders dan de gebruikelijke opmerkingen bij alweer een nieuw kapje. Als daar zijn: Gaaf, Top, Schitterend, duimpje omhoog, Topper, Mooi en Prachtig! Die aandacht voor de kapjes is overigens maar tijdelijk. Het moet verbloemen dat wij nog niet zo goed weten hoe wij die vermaledijde BRM-chassis moeten tjoenen. Komt nog! Ondertussen doen wij het met onschuldige wedstrijdjes kapjesknutselen. Geinig, hè?





zondag 21 oktober 2018

Aan den lezer !

Hein Tunnissen

Aan den lezer!
Hoewel je natuurlijk een blog schrijft om iets te vertellen of te beschrijven, kun je natuurlijk ook best eens wat achteroverleunen en de lezertjes een vraag stellen. Dat van die ´lezertjes´ is niet denigrerend bedoeld, maar ik krijg dat woord niet meer uit mijn kop sinds een collega (v) dat woord te pas en te onpas gebruikte voor degenen die ons magazine lazen. De lezertjes dus. Schreef je een gruwelijk lastig verhaal over de Miljoenennota vanwege de derde dinsdag in september (de lezertjes: ‘Oh, u bedoelt Prinsjesdag?’), en dan klepperde zij er meteen dwars overheen dat zij bang was dat diezelfde lezertjes het niet zouden snappen. Als zij het al zouden lezen, natuurlijk! Wat heb jij, zuchtte ik dan. “Een leuk verhaal over de vissen in de Hofvijver!” Daarmee had zij dan een diepte-interview gedaan. Leuuuuuukkkkkkkkk!
Enfin, ik heb van die samenwerking veel opgestoken. Daarom dus een vraag aan de lezertjes: “Welke slepers zijn het beste?” Het stellen van deze vraag is volgens mij gerechtvaardigd omdat dit blog 208 is en de snelle rekenaars onder de lezertjes weten nu meteen dat ik dit vier jaar doe. Vier maal 52, waarbij dat laatste getal staat voor het aantal weken per jaar. So far, so good! Een gek kan meer vragen dat zeven wijzen kunnen beantwoorden en dat geldt zeker voor deze eenvoudige vraag. Zijn het de gladde rvs-slepers van NSR, de roodkoperen van Slot.It, die hele dikke paardenstaarten van Carrera of die hele goedkope mikmak daar tussenin van allerlei andere merken? Je weet het niet! En voor zover ik weet is er ook nooit behoorlijk onderzoek gedaan naar deze kwestie.
En van het één, komt het ander! Is het bijvoorbeeld zinnig om de uiteinden schuin af te knippen en wat uit te rafelen? Moet je ze regelmatig schoonmaken door er wat WD40 op te spuiten of is een vriendelijke oliesoort een beter idee? En hoe zit het met de bevestiging van de draadjes? Met een schroefje of een busje? Solderen of gewoon door een gaatje schuiven en vast wurgen? Ik vind het raar dat niemand ooit de vraag stelt of met een antwoord komt. Die gewoon zegt: Ik vind de dunne rvs-slepers op rol het beste. Het meest kostenefficiënt, ze genereren het beste contact en de verbinding met de draad is in alle gevallen sterk en betrouwbaar. De slijtvastheid is enorm en ze nemen weinig vuil op. Daarnaast zijn deze slepers vriendelijk voor zowel Litze, kopertape als de metalen strips van de plestic banen. Eigenlijk heb je er na montage geen omkijken meer naar!
Ho, ho! Ik zeg niet dat het zo is! Moge dat duidelijk zijn? Het gaat om de vraag en waarom die eens gesteld zou moeten worden. Als slotcarracers naar beter streven, zo niet het beste voor ogen hebben, dan is het handig de inserts te laten voor wat ze zijn en te beginnen bij het punt waar het meteen pijn doet. Tijdens veel wedstrijden wordt tussentijds aan de slepers geprutst. Er is bijvoorbeeld een soort HEMA-kwaliteit die de neiging heeft om te klappen, zodat de slepertjes in kwestie als een soort gewei naar voren steken. Het kan niet anders of sommige lezertjes hebben dit wel eens ervaren.
In deze jubileumblog wil ik een lans breken voor de feiten. Vroeger, toen ik nog nieuwsgierig was naar alles, was ik lid van een clubje jongens dat modelbouw vliegtuigen bouwde. Het begon met een clubhuis. Op een zondag reed ik met een clubgenoot een beetje zenuwachtig richting de Udenseweg om bij een huis aan te bellen. Een man deed open en wij vroegen hem maar meteen of wij zijn  leegstaande garage in het dorp mochten betrekken als clubhuis. Dat mocht en hij pakte de sleutel van het rekje. Veel plezier, jongens! We kregen gadsamme niet eens een kopje koffie, realiseerden we ons toen we weer naar huis fietsten. Hoe dan ook: in het clubhuis werden vliegtuigen gebouwd op basis van wetmatigheid. Een toestel dat het niet deed, werd keihard op de pijnbank gelegd en nagemeten. Dit is het balanspunt en jouw balans ligt dáár! (Zes millimeter verderop!) Of: je hebt een spanwijdte van 1,60 meter en een gewicht van 1950 gram. Dat kan natuurlijk niet!
Omdat ik toen al argwanender was dan de duivel, bouwde ik ooit een miniatuur vliegtuigje volgens de wetmatigheden van onze club. De spanwijdte was maximaal 12 centimeter, denk ik. Het hele bouwproces duurde zowat anderhalf uur en meteen daarna gooide ik ‘m de lucht in. De rest van de avond cirkelde hij mooi rond op de thermiek van de gaskachel. Pas in de lente stortte hij neer.
Ik vind het dieptreurig  dat slotcarracers geen kernwaarden hebben, waaraan een goede slotcar moet voldoen. Ik laat spoilers, spiegels, inserts en brandblussers maar buiten beschouwing. De moraal van dit verhaal is dus dat de lezertjes nog niet van mij af zijn!  Nog heel veel te doen!  
  


zondag 14 oktober 2018

Biertje

Hein Tunnissen

Biertje
Omdat ik thuis een spannend, maar erg leuk karweitje had, kon ik die avond niet naar onze club. Dat kon natuurlijk wel, maar ik wilde mijn karweitje afmaken. De voorbereidingen had ik de dagen daarvoor getroffen en nu kwam het aan op starten (Zou er iets gebeuren?) en bij goede afloop daarna ‘op het inregelen’. Ik wist dat ik daar onmogelijk bij weg kon lopen. Daarom liet ik Marcus Aurelius, onze CEO, weten dat ik de eerste wedstrijd in ieder geval verstek zou laten gaan. Omdat wij elkaar goed kennen en wij op een soortgelijke wijze een klap van de molen hebben gehad, wist onze chef onmiddellijk dat ik die avond niet zou verschijnen. Dat was helemaal juist en de avond was voor mij een enorm succes. Met veel data, flikkerende ledjes, uitlezen van meters en het aanbrengen van minuscule veranderingen die het succes alleen maar groter maakten.
Enfin, belangrijk is dat allemaal niet. Wel dat er die clubavond over van alles en nog wat werd geouwehoerd, maar voor vooral over een nieuw te bouwen baan voor tractor pulling. Eerlijk waar: ik schrok me kapot! Ik dacht ‘Je bent even niet in de buurt en ze gaan meteen de gekste dingen doen die boeren!’ Nu weet ik niet of u ooit in Onstwedde bent geweest of in de Mussel, maar daar doen ze dus aan tractor pulling. Het komt erop neer dat ze op één zaterdag drie hectare grasland, waar je normaal gesproken geen poot in mag zetten zonder een riek in je kont te krijgen, volledig aan gort rijden met zelfgebouwde trekkers die vooral heel veel zwarte rook uitstoten en dus CO rondsproeien alsof het snoepgoed is.
Omdat mijn vrouw en ik wensten te integreren, gingen wij desondanks naar het tractor pulling terrein in Onstwedde. Rond tien uur ’s ochtends zat iedereen aan de traditionele houten picknick bankstellen bier te drinken en dreuge wurst mit kruutnaogel te knagen. Tegen elf uur moest de eerste een plas. Omdat de banken op een bijzonder intelligente wijze aan de tafelpoten zijn vastgemaakt, moest iedereen naast hem ook opstaan om de plasser de nodige ruimte te geven om zijn voeten over de bank te hijsen. Dit tafereel herhaalde zich nadien elke twee à drie minuten en ik begon toen het idee te krijgen dat mijn vrouw het integreren verre van zich wierp.
Omdat ondertussen enkele trekkerpiloten alvast wat aan het oefenen waren in het rook uitbraken, zei mijn zoon: Als dit alles is, kunnen we beter naar huis gaan. Hij was toen erg in de ban van Lego Technics®, dus begrijpelijk vonden wij dat wel. We kochten een troost-ijsje en vonden een bankje langs de honderd meter lange sleepbaan. Afgezien van af en toe een ontploffende trekker, gebeurde er geen ruk en daarom gingen wij gezwind naar huis.
Maar dit nu, dreigde de nieuwe core business van onze leuke slotcarraceclub te worden. Een circa vijf meter smalle lange baan, als een soort ruggengraat verankerd in een vijf meter lange tafel. Tijdens het taart eten zou die baan natuurlijk afgedekt worden door een afneembaar blad, omdat anders de trekkers zich een baan zouden moeten worstelen door klodders slagroom, uitgespuugde nootjes, afgevallen cakeklonten en vermoedelijk nog meer stukken gekonfijte appel. En godbewaarme, naarmate de week vorderde, nam de euforie over de nieuwe trekker pullingbaan alleen maar toe.
Het was niet gemakkelijk om niet een paar snerende opmerkingen te maken over het enthousiasme dat als twee druppels water leek op wat wij in Onstwedde hadden mogen aanschouwen. Tristan Hoijtink vroeg zich af of voor deze baan ook echt zand zou worden gebruikt of iets van meel omdat het minder weegt en gemakkelijker schoon gemaakt kan worden. Antwoord: Nee, Groninger klei! Kets: Valt me tegen, dacht eerder aan veen. Kets: Veen droogt te snel uit, wordt een speciaal soort zand. Kets: Oké! 😊😊
Of dit alles nog niet genoeg was, was er die week ook nog een enorm gekrakeel over geschikte rallyauto’s. Iemand opperde iets over een Fly en die schijnt een PB gehad te hebben om wel even serieus te blijven. Wat is een rallyauto? Dat is een auto met twee poppetjes erin. Eentje om te sturen (Slot-car!) en de ander om kaart te lezen (Slot-car!) Dat gezeur over die rallyauto’s ging bijna 24/7 door en dat maakte dat ik de vraag stelde of het de bedoeling was om over twee dagen een race met rallyauto’s te gaan rijden. De onderliggende grom was: Had niet iemand dit op het Forum even kunnen aankondigen, zodat de niet-aanwezigen iets meer tijd hadden om in hun kist te zoeken naar een auto met a) twee poppetjes en b) inserts. Aha, die aanval trof doel. Ik geloof dat het Job Renken en Erik Hoijtink waren die onmiddellijk de poppetjes, de brandblusser, de binnen- en buitenspiegels, de verplichte extra koplampen, spoiler en inserts wegstreepten. Ook de banden waren vrij. Over de motor werd door Job nog wel gezegd dat die toch wel enigszins moest passen onder het gebruikte lexan-interieurtje. Kortom, regels zoals je bij tractor pulling verwacht. Biertje, dan maar?


zondag 7 oktober 2018

Poloshirt

Hein Tunnissen

Poloshirt
Het klassieke beeld: een rijtje slotcarracers actief aan de baan. Wat opvalt is dat ze hun eigen houding en gedrag hebben. Ikzelf heb ontdekt dat ik liever een beetje apart van dat rijtje sta. Dat kan ik sinds ik mijn SCP van Slot.It draadloos heb gemaakt. Soms sta ik zelfs op een hele andere plek dan door de ontwerper van de baan bedacht. Maar er zijn bijvoorbeeld ook slotcarracers die heel dicht bij de baan blijven omdat zij een heel kort pielesnoertje hebben. En je hebt de leuners. Die hebben wij zeker een stuk of vijf. Ze hangen over de baan, steunend op de ellebogen. Een andere categorie is de verzameling wijdbeens-typen. Die planten hun voeten zeker een halve meter uit elkaar, waarbij ze de indruk wekken dat hun voeten zuignappen zijn. De uitbuikers zijn over het algemeen de luitjes met rugklachten die een houding zoeken om het één in evenwicht met het ander te brengen.
Met die groep heb ik geen medelijden. Als slotcarracen een sport is, dan is het natuurlijk flauwekul te denken dat je met één keer per week met wat rondjes rijden kampioen kunt worden. Nee, natuurlijk niet! Je moet de sportzaal in! Trainen, gewichtheffen, cardio, buikspieren sixpacken, rug soepel maken en rechten! Je kunt natuurlijk niet volstaan met de buik over de broekriem hangen en dan er maar het beste van hopen.
Natuurlijk vind ik dit eigenlijk geen issue, omdat ik vind dat iedereen zelf moet weten hoe hij voor vuilniszak speelt, maar het viel mijn vrouw wel op. Ze zei: “Godsamme klere, het is wel een stelletje uitgezakte hobbezakken in afgewassen T-shirts hè? Ze zei er nog net niet achteraan ‘die vrienden van jou!’ Dat was dus het signaal voor iets wat ik ooit als beginnend journalist leerde ‘waarnemen en beschrijven’. Zie hierboven. Aangezien ik mij deze techniek in een recordtijd eigen heb gemaakt door vooral naar knappe vrouwen te kijken, kan ik inmiddels eigenlijk alles tot in detail beschrijven wat ik zie en het zal niemand verbazen dat ik hierdoor dingen zie, waar anderen vermoedelijk helemaal niet opletten. Neem de voeten. De Nederlandse cineast Bert Haanstra maakte ooit de fenomenale film ‘Bij de beesten af!’ en daarvoor ging hij onder andere met zijn camera plat op het strand liggen om voorbij wandelende voeten en kuiten te filmen. Allemachtig, wat een horrorfilm!
Nu wil ik niet zeggen dat ik dit gruwelbeeld iedere vrijdagavond ook zie, maar het is wel weinig elegant. Of laat ik het anders formuleren: vrouwen raken er niet echt opgewonden van, mijn vrouw in het bijzonder dus. Is dat erg? Nee! Is dat een signaal? Welzeker!
Voordat u helemaal ontploft van ingehouden verontwaardiging, speel ik even handlanger van de duivel. Ik ben een toevallige surfer die op internet wat las over slotcarracen, de club en de leuke clubavonden in het bijzonder. Ergens knettert er wat in mijn hersens, ik denk aan mijn kleine jongens-jeugd en denk: Dat was fun, hoe zou dat nu zijn? Daarom besluit ik te gaan kijken. Ik stap het clublokaal binnen en de eerste minuten zie ik eigenlijk helemaal niks. Ja, er is een baan en daar vliegen wat gekleurde muizen overheen. Daar staat een rijtje ongeschoren mannen in zwabberbroeken, korte broeken, hemd uit de broeken, tattoos en weinig trouwringen. Gefocust, dat wel. Nadat ik wat gewend ben geraakt, kopje koffie heb gedronken, wordt het beeld wat duidelijker. Het zijn vooral hele aardige mannen, die allemaal hun eigen verhaal hebben. Leuk, gastvrij, open en bereid om je helemaal in te wijden in de grote kunst van het slotracen. Jammer, dat het er niet uitziet!
Nu ben ik niet de enige die dat zo ziet. Ik herinner me een Classic Cup-wedstrijd waar leden van Slotracing Almere aan meededen, allemaal in een clubshirt. En er zijn meer clubs die voor die richting hebben gekozen. En dat is om de drommel helemaal niet gek! In feite heeft iedere sport zijn eigen kledinglijn en dat maakt de boel een stuk aangenamer om naar te kijken. Er zijn zelfs sporten (paardrijden dressuur) waar hele strikte eisen aan de kleding worden gesteld. Dat gold vroeger ook voor tennis (wit), maar die richting is losgelaten sinds de opkomst van de kleurentelevisie.
Op internet zijn nog wel foto’s te vinden de kleding van KST, Keistad Slotracing Team, maar die aanduiding gaat een beetje verloren in het sponsorgeweld dat ook nog op het T-shirt is gedrukt. Nee, dan zijn die donkerblauwe poloshirts van SRA een stuk gedistingeerder. Maar dat is een persoonlijke opvatting. Geen T-shirts dus, maar polo’s. Voor als je jezelf en je sport serieus neemt, want kleren maken de man, heren!
Laat dat laatste maar weg, hoor ik mijn vrouw roepen!  



dinsdag 2 oktober 2018

Wetenschap

Hein Tunnissen

Wetenschap
Slotcarracers heb je in veel soorten en maten, ook met een zeer uiteenlopende belangstelling voor de verschillende facetten van de sport. Je hebt de ralleyrijders, de racers, de liefhebbers van Amerikaanse bakken, dragracing, klassiekers of open wheel-fanaten. Vergeet ik gemakshalve de groep van digitale adepten of de hybride rijders, de bezetenen van techniek of de ietwat verstrooide wetenschappers, waartoe ik Markus Goetz en mijzelf reken. Nu zijn er nog wel een paar die continue de ‘Waarom?’-vraag stellen, maar dit is wel een minderheid vergeleken met de andere categorieën.
Neem de grip-kwestie. Alweer jaren geleden verbaasden Markus en ik ons over het merkwaardige verschijnsel dat een racebaan de ene avond veel grip kan hebben en een andere absoluut niet. Of dat het verschijnsel grip pas na tien uur ’s avonds ineens de kop opsteekt, om na één uur ’s nachts werkelijk fenomenale proporties aan te nemen. Toen wij de zaak nog niet wetenschappelijk benaderden, lachten wij om dit verschijnsel en profiteerden daar zonder enige gêne volop van. We hadden in die tijd ook geen last van betweters of zwamneuzen die dat natuurlijk konden verklaren op basis van hun kennis, opgedaan in de vierde klas van de lagere school. Niet gehinderd worden door kennis is voor spreker een zegen, maar voor zij die net iets meer kaas hebben gegeten een regelrechte gruwel. Ik stipuleer nog maar even: Markus Goetz en ik.
Het werd dus tijd voor onderzoek, de basis van wetenschap nadat de waarom-vraag is gesteld. Wij legden temperatuur bi/bu, vochtigheid, weersgesteldheid en luchtdruk (spoiler!) vast in grafiekjes, maar de conclusie bleek niet te trekken. Zoals vaak, speelde ook hier het noodlot (noem het toeval) ons in de kaart. Op een avond reed ik, zonderling als ik ben, op één baan met siliconenbandjes die ik een beetje neurotisch erg regelmatig ontdeed van vastgekleefd baanvuil. Omdat we met zijn tweetjes waren, Markus en ik, was er ook niemand boos op het feit dat ik met die bandjes reed en ook steeds op dezelfde track. Ik vind dat ik dit moet melden om te voorkomen dat ik straks door de slotcarracewereld  wordt weggezet als een achterlijke asociale zool, bij voorkeur zonder dat iemand vraagt: Waarom?.
Welnu, naarmate avond vorderde merkte ik dat de grip beter werd en ik minder hoefde te tapen. Min of meer gelijktijdig kwamen er nog wat losse leden binnen dwarrelen en toen onze bezetting onderhand maximaal was (4-5), ging ik naar huis. Gewoon bedtijd. Logisch ging iemand anders op de vrijgekomen track rijden en die ervoer een enorme grip. Om kort te gaan: die nacht werd het baanrecord gereden op de door mij met siliconenbanden gereinigde track. Zonder enige twijfel de beste grip ooit en daarmee bedoel ik dat bijvoorbeeld de Solexbocht bijna met vol gas genomen kon worden, waardoor de tijden scherp naar beneden doken. Wij lachten: “Dat komt natuurlijk door die olie uit die siliconenbandjes van Hein!”. Wij dachten: “Wat een zeldzaam geouwehoer over die siliconenbandjes!”
Anyway, terug naar de wetenschap. Dat begon met een analyse van wat er precies was gebeurd en dat bracht Markus ertoe een gerenommeerde fabrikant van slotracebanen te vragen: Welke baan heeft de beste grip? Het antwoord kwam per kerende post. Omdat er op ons forum onlangs iemand weer wat begon te roepen, schreef ik een antwoord op de vraag ‘Waarom?’
‘De glanzende motorkap van een auto ziet er onder een microscoop min of meer uit als tandenschuim. Veel putjes, veel bultjes. Met polijsten en was krijg je hoogglans: de putjes worden opgevuld, de bultjes afgeslepen. Een goed gepoetste slotracebaan is qua oppervlak te vergelijken met een goed gepoetste en gewaxte motorkap. In theorie is de baan helemaal vlak vergelijkbaar met een spiegel. Het deel van de band dat de baan raakt, wordt hierdoor niet groter, maar de hoeveelheid bandoppervlak dat de baan raakt neemt wel toe. Dit kunnen we vertalen. Een normale band heeft sleuven en kanaaltjes voor de afvoer van regenwater. De hoeveelheid bandoppervlak dat het wegdek raakt, neemt daardoor af. Dat verlies wordt genomen omdat de veiligheid bij regen toeneemt. De beste band bij droog weer is daarom de slick: de maximale hoeveelheid bandoppervlak van het deel van de band dat het wegdek raakt, heeft contact met het wegdek.
Rubber slotcarbandjes worden geslepen om oneffenheden weg te halen en aldus het raakoppervlak te vergroten. Dat lukt redelijk goed, maar dit effect is veel beter bij siliconenbanden die van zichzelf een goed gesloten oppervlak hebben. Daarbij is de band zacht, waardoor de aansluiting met de baan meteen goed is. Schuimbanden worden geslepen om het oppervlak gelijkmatiger te maken, het oppervlak wordt vergroot door de 'holtes' op te vullen met olie of een olieachtige substantie. Ik denk dat cohesie hier een rol speelt. Door met een geslepen schuimband op een spiegelglad oppervlak te rijden krijg je een maximaal contactoppervlak en dus de meeste grip.
Als een baan meer grip heeft of krijgt door rubbersporen, dan betekent dit dat het rubber de baan polijst ofwel de putjes en de bultjes opvult. Glas of plexiglas zijn spiegelglad en bieden daarom een maximaal oppervlak (grip) aan de band.’
Roept u maar!