zondag 28 juni 2015

Opschalen



Hein Tunnissen

Opschalen
Als er ergens een enorme fik is en de pers komt erbij om te vragen wanneer het vuurtje uitgaat, dan zegt de dienstdoende brigadier, dan wel de brandweercommandant na enig gewichtig keelschrapen: ‘We gaan eerst opschalen!’ Dit betekent in normaal Nederlands een telefoontje naar omliggende korpsen om ook met hun autootjes en brandweermannetjes naar de helse vuurzee  te komen om een potje mee te spuiten.
Opschalen is, en dat is vrij nieuw, ook een term die steeds meer wordt gehoord in de fascinerende wereld van het slotcarracen. Van de meest gebruikelijke schaal 1:32 naar de andere klasse, namelijk 1:24. Het getal is weliswaar kleiner, maar dat betekent in de praktijk dat de auto groter wordt. Voor meer uitleg omtrent dit systeem kun je het beste maar even Googlen.
Hoe dan ook, wij hoorden ervan van een echte crack op de beurs in Houten die er meteen bij vermeldde dat het heel anders is dan 1:32. Minder snel ook, eigenlijk, welbeschouwd. Marcus verloor subiet zijn belangstelling, dat zag ik wel. Maar Fokko niet! Fokko is ons denkende laboratorium die wil eksperimenteren met metalen chassis, andere schalen, banden van isolatiebuis die je voor negentig procent moet wegschuren en volstrekt onbekende merken van nog veel onbekendere fabrikanten uit ver weg gelegen failliete zuidelijke eurolanden, waar de werkloosheid zo nijpend is dat volwassen mannen dagelijks FT bezig zijn met dit soort prutsautootjes.
Je mot toch wat! Ik zag aan Fokko dat hij gegrepen was door het getal vierentwinitg en hij is lijp genoeg om staande aan de toonbank te berekenen dat zo’n enorme bak ook wel over de MDF-baan te TE kan slierten. Want het zijn echt kasten van auto’s met enorme banden die al een beetje doen denken aan de bandjes van een oude Mini of een Deux Chevaux.
Dit nu, dit anders denken, dit opzoeken van de randen van de sport, want zo mag slotcarracen toch wel worden genoemd, hangt samen met een goed clubleven. Heb je te weinig leden of is de animo anderszins wat weggezakt, dan rest er niet veel dan zwijgzaam aan je eigen autootje prutsen en vervolgens plichtmatig je rondjes kachelen totdat de clubavond weer afloopt. Meestal roept er dan iemand zoiets als ‘Het is tijd!’ en als dociele honden pakken de leden dan hun bulletjes bij elkaar om naar buiten te sloffen. Doei, hè?
Wel sneu natuurlijk. Wij van Amazingslotcarracing hebben daarentegen een levendig clubleven en de consequenties is dat je het soms allemaal niet meer kunt bijsloffen. Heb je net de boel een beetje op orde in de 1:32-klasse, komt daar weer een clublid binnen schuifelen die zegt te denken aan 1:24. Zegt te denken? Ik wed dat ie m al op het oog heeft en in het ergste geval staat ie al op de werkbank van die voormalige KartGarage. En dan kun je als club eigenlijk al niet meer terug.
Zelf sta ik ook niet zo stevig in de schoenen, want alweer jaren geleden kreeg ik van mijn vrouw en deels ook van mijn eigen moeder een Citroën Xsara op zowat die reuze schaal. Een RC-karretje wel te verstaan. In onze boerderij hebben wij een mooie grote schuur met gladde betonvloer. U kunt het zich meteen voorstellen. Jammer is alleen dat het veel gedoe is voor korte pret. Sommigen denken zo over seks, maar zo bedoel ik het niet. Het batterijtje is zo snel op. Dan toch maar beter een slotcar op schaal 1:24 misschien. Constant onder spanning! (Zie je wel, het is dus een echte sport!)

zondag 21 juni 2015

Fleischmann-fever



Hein Tunnissen

Fleischmann-fever
We hebben het al meermalen tegen elkaar gezegd: Als de oude Fleischmann dit nog mocht meemaken dan ging hij rechtop in zijn graf zitten om het beter te kunnen zien. Wij schrijven het jaar Onzes Heren 2015. Met grote regelmaat rijden er op de knettersnelle baan van Amazingslotcarracing te TE vier Ford Lotussen van Fleischmann hun rondjes. U haalt nu de schouders op en denkt ‘So What?’ Maar dat denkt u niet meer als ik een Fleischmann Lotusje omruil voor een Mosler, want dan blijkt dat die Mosler het amper of zelfs helemaal niet sloft tegen die oude Fords. Knoerthard rijden die dingen en daar komt dan nog eens bij dat die auto’s een carrosserie hebben die een beste dreun zomaar weerstaat. Over de boarding? Geen punt! Met een fraaie boog de Solexbocht uit en tussen de katten beland? Geen punt, hoewel natuurlijk die geschrokken katten met hun nagels niet voor de poes zijn.
Het verhaal begint met Alphons Pinion uit Delfzijl. Die zaagde zo’n autootje min of meer doormidden, hing daar een motorsteuntje van Slot-It in en zocht er een motortje bij. Nog wat oude tandwieltjes en hatsiekiedee, een nieuwe slotcar! Wij vonden het leuk, maar ook een beetje uit sentiment en daarmee sluipt dan wel een vals glimlachje binnen.
Nu hebben wij twee zeer eigenzinnige mannen in onze club. Eentje met een Polio die hij behandelt of het een Ferrari in betere tijden is. Laten we hem Fokko noemen. De ander is Erik en die rijdt in een soort Bassie & Adriaan-busje, dat hij nota bene tijdens de clubavonden duidelijk in het zicht aan de weg zet. Gênant, natuurlijk, maar wij vinden het tot op heden niet echt een breekpunt.
Hoe dan ook, deze mannen werden hard geraakt door het Fleischmann-virus en zo kon het gebeuren dat er in de nachtelijke uren te Musselkanaal werd geboord, gevijld en gelijmd. Alles offset natuurlijk en met de roestvaste overtuiging van het gelijk hebben, zoals we dat eigenlijk alleen nog maar kennen van Henri Ford, die dus inderdaad gelijk kreeg. En zo ook Fokko en Erik. Of moet ik zeggen Erik en Fokko, want Erik bouwt ze onderhand in licentie, de één nog sneller dan de ander.  Laatst was hij zo ongeduldig dat hij een nieuw getunede Fleischmann op de baan zette waarin het zelfs het hele coureurtje ontbrak. Kijk, is zo’n ventje onthoofd (wat heel vaak gebeurt met die Lotussen omdat de rolbeugel net iets te laag is uitgevoerd); dáár doen wij reglementair niet moeilijk over. Maar helemaal geen knullie en zelfs geen stuurtje, dat is toch wel een lastig verhaal. Het gaat wel om de veiligheid op de baan natuurlijk.
De Flerischmann-fever heeft onderhand zulke afmetingen aangenomen dat er bijna elke clubavond over de Nationale Classicrace wordt gesproken. Natuurlijk niet met de beste bedoelingen! Inmaken die hap! Zo staat ook de Fleischmannbaan in Drachten op de nominatie voor een flinke scheerbeurt. Dan zijn er mijns inziens twee mogelijkheden: Of Drachten houdt daarna op te bestaan of iedereen ruilt zijn Mosler in voor een Ford Lotus van Fleischmann. Wij schrijven het jaar Onzes Heren 1965, ditmaal in goud.
Amazing!

zondag 14 juni 2015

Alpine



Hein Tunnissen

Alpine

Aangezien ik gelukkig getrouwd ben, kan ik het hier wel verklappen: dat onbesuisde gevoel van ‘die moet ik hebben’ als je subjectieve oog op een wonderschone dame valt. Zo mag je natuurlijk helemaal niet over dames denken en nog minder dit lekker-ding-denken uitventen, want je loopt het risico dat je in plaats daarvan Cisca Dresselhuys in je achtertuin tegen het lijf loopt voor een gruwelijk pak slaag. Gelukkig is het gewoon een metafoor voor de autodroom die slotcarracers wel eens hebben. Ik had dat met de Renault Alpine A310, een auto met een prachtig verleden die ik me nog herinner uit mijn jeugd. Ik kocht ‘m van een Zweed in Houten en ik wist meteen dat hier zich het echte hobbyisme aandiende, gruwelijk priegelwerk waarbij je je niet één fout kunt permitteren.
Wat is een fout? Afgelopen vrijdag lag er nog eentje op zijn rug op onze baan. Een prachtige en snelle auto van (nee, ik noem geen namen!) één onzer. De voorruit echter helemaal dichtgeslagen of de coureur met een vochtige duffelse jas was ingestapt en de blower plus airco niet werkten. Wij wisten meteen: gepruts met secondelijm en dat is funest voor glasheldere raampjes. Leer dat nu toch eens: geen secondelijm bij de ramen! John uit Delfzijl keek met een blik van ‘ze leren het ook nooit’ en hij toonde ons één van zijn modelletjes. Je zag meteen een wonderschone dame in veel te korte hotpants met aan de handen twee enorme sponzen om te soppen over de motorkap hangen: zo mooi helder waren die ruitjes. Soldeerbout, sprak hij minzaam vriendelijk, maar zeer beslist.
Afijn, die had ik ook nodig. De Alpine heeft standaard, af fabriek, vier koplampen. Dat zijn dus vier ledlampjes in minuscule lampunits. Daarnaast heeft de Gitanes rallyuitvoering ook nog vier opgebouwde schijnwerpertjes van Hella op de kap, precies boven de bumper en wel zo breed dat de twee binnenste standaardkoplampen voor het merendeel achter die unit verdwijnen. Kun je zeggen dat daar dan ook geen ledjes in hoeven omdat niemand dat ziet. Maar dat is niet waar. Als je namelijk onder een bepaalde hoek naar de auto kijkt, dan zie je het wel. Toegegeven, het is lastig, maar ik zie het. Ik zag het zelfs al toen je het nog niet kon zien!
Na een avond intensief prutsen beschikte de Renault over acht koplampen (xenon-look) en twee achterlichten. De lampenglazen zijn nog helder, want ik bedacht me natuurlijk wel twee keer voordat ik secondelijm gebruikte. Je mag gewoon geen fout maken! Daarna ging de auto op zijn rug voor de elektronica die vooral uit weerstandjes bestaat. Een app die ik downloadde bleek de waarde toch niet te kunnen berekenen. Dus dat werd het oude handwerk. Uitgaande van 14 volt was dat nog een flink rekenklusje dat ik niet meer voor de kiezen had gehad sinds ik bij gonio de dwarskrachten op de piramide van Gizeh bij oostenwind moest berekenen. Ook hier geen foutje toegestaan, want een ledje in de Alpine vervangen is nog erger dan een stadslichtlampje in mijn Vel Satis.
Maar hoe heerlijk: tegen de tijd dat je ogen kikkerbol staan van het turen, je vingers beurs van het rammelen op de rekenmachine, kan het licht uit. Maestro, spanning op de baan! En zie: een ferme kegel wit licht van acht 20 graden xenonlooklampjes valt precies voor de auto. Amazing! Als mijn vriendjes nu niet trots op mij zijn, dan weet ik het niet meer!
Sodeknetter, wat een rijdende kermis! Goed gedaan, Teun!

maandag 8 juni 2015

Dommo



Hein Tunnissen

Dommo
Een slotcar een beetje knap door de bocht zwiepen is helaas niet alleen een kwestie van kunst en kunde. Techniek speelt eveneens een belangrijke rol, hoe eenvoudig ook. Ik praat hier over de versnellingsbak van een slotcar die in al zijn eenvoud slechts twee tandwieltjes heeft. De truc zit ‘m in de verhouding tussen die twee tandwielen. Tegen de tijd dat ik toe was aan het op grote schaal wisselen van tandwieltjes voor nog betere prestaties, werd ik vooral gedreven door het gevoel dat een pinion met tien tanden een wereld van verschil zou betekenen ten opzichte van het fabriekstandwieltje met twaalf tanden. Eenmaal op de baan veronderstelde ik dat ik me had vergist met tellen: Waar was die dodelijke acceleratie die ik beoogde? Hoezo was ik al mijn remvermogen kwijt? Reed mijn auto nu echt zoveel harder?
Voor iedereen die probeert met nijptang, bankhamer, punttang en bankschroef die tandwieltjes te wisselen terwijl het zweet hem van de kop gutst, zeg ik met nadruk bedacht te zijn op een geweldige teleurstelling. Om er echt iets van te merken moet je grote stappen zetten. Een kroonwiel van 32 vervangen door eentje van 26 of 24 betekent inderdaad wat. Of een pinion van 8 bijkans verdubbelen naar 14; dat zet wel zoden aan de dijk. Maar of je er gelukkiger van wordt?
Het gegoochel met de tandwieltjes heeft wat van de natuurkundige wetmatigheid van de regel ‘Wat je wint aan kracht, verlies je aan de weg’. Misschien rijdt de slotcar 3 kilometer harder en moet je daarom dus iets eerder gaan remmen. Ofwel de motor komt sneller op toeren, maar het effect is een lagere topsnelheid op het rechte stuk.
Natuurlijk weet ik wel wat de grote coureurs onder ons steeds zeggen, namelijk dat je met een nieuwe configuratie ten minste 70 rondes, iedere dag weer en dat gedurende zes weken achtereen moet rijden voordat je een conclusie mag trekken, maar op die manier ben je wel een dik half jaar bezig om je autootje te tunen. Mijn methode is beter. Dat wil zeggen dat ik aanneem dat de standaardconfiguratie een aardig en wel degelijk acceptabel gemiddelde is voor deze of die baan. Oefen daarmee een tijdje totdat je vindt of denkt dat het wel een tandje harder mag. Koop dan vooral geen nieuw tandje, maar wel een nieuwe motor en gebruik gewoon die met de standaard configuratie aan tandwielen die je al had.
Zoals ik eerder beschreef kreeg ik van mijn vrouw die er altijd goed oplet of ik in de bebouwde kom niet harder dan dertig rijdt, een Spaanse SunRed SR21 Dommo. Wedstrijdtechnisch de meest lachwekkende auto ooit, want de ingenieurs die hem ontwierpen (Bravo! Bravo!) zagen over het hoofd dat er geen model voor de weg voor handen was. En dat is een harde eis om te mogen racen bij bepaalde wedstrijden. Zoals op Le Mans. Deze vergissing is ook het slotcar-model enigszins fataal geworden, want de fabrikant investeerde niet meer in een motor. De pit van een Trabby dus.
Bij Klaas Bos kocht ik een Slot-It Flat-6 RS met 25.000 rpm (240g/cm) en de Sunred rijdt nu werkelijk met zijn standaardbak als de brandweer. Op de Tammo Tamiya meet ik vlot 46 km/u. De kap, uitgevoerd in prachtig rood, zilver en wit resoneert hierdoor als de dekschilden van een legertje bidsprinkhanen. Het lawaai is oorverdovend en wordt door mij geschat op ca 96 dB(A). Dat is veel (gehoorschade dreigt), maar ik bijt die dekselse Moslers nu wel stevig in welgevormde kuiten.
Lekker puh! One day I’ll Fly away!