Hein Tunnissen |
Dommo
Een slotcar een beetje
knap door de bocht zwiepen is helaas niet alleen een kwestie van kunst en
kunde. Techniek speelt eveneens een belangrijke rol, hoe eenvoudig ook. Ik
praat hier over de versnellingsbak van een slotcar die in al zijn eenvoud
slechts twee tandwieltjes heeft. De truc zit ‘m in de verhouding tussen die
twee tandwielen. Tegen de tijd dat ik toe was aan het op grote schaal wisselen
van tandwieltjes voor nog betere prestaties, werd ik vooral gedreven door het
gevoel dat een pinion met tien tanden een wereld van verschil zou betekenen ten
opzichte van het fabriekstandwieltje met twaalf tanden. Eenmaal op de baan
veronderstelde ik dat ik me had vergist met tellen: Waar was die dodelijke
acceleratie die ik beoogde? Hoezo was ik al mijn remvermogen kwijt? Reed mijn
auto nu echt zoveel harder?
Voor iedereen die
probeert met nijptang, bankhamer, punttang en bankschroef die tandwieltjes te
wisselen terwijl het zweet hem van de kop gutst, zeg ik met nadruk bedacht te
zijn op een geweldige teleurstelling. Om er echt iets van te merken moet je
grote stappen zetten. Een kroonwiel van 32 vervangen door eentje van 26 of 24
betekent inderdaad wat. Of een pinion van 8 bijkans verdubbelen naar 14; dat
zet wel zoden aan de dijk. Maar of je er gelukkiger van wordt?
Het gegoochel met de
tandwieltjes heeft wat van de natuurkundige wetmatigheid van de regel ‘Wat je
wint aan kracht, verlies je aan de weg’. Misschien rijdt de slotcar 3 kilometer
harder en moet je daarom dus iets eerder gaan remmen. Ofwel de motor komt
sneller op toeren, maar het effect is een lagere topsnelheid op het rechte
stuk.
Natuurlijk weet ik wel
wat de grote coureurs onder ons steeds zeggen, namelijk dat je met een nieuwe
configuratie ten minste 70 rondes, iedere dag weer en dat
gedurende zes weken achtereen moet rijden voordat je een conclusie mag trekken,
maar op die manier ben je wel een dik half jaar bezig om je autootje te tunen.
Mijn methode is beter. Dat wil zeggen dat ik aanneem dat de
standaardconfiguratie een aardig en wel degelijk acceptabel gemiddelde is voor
deze of die baan. Oefen daarmee een tijdje totdat je vindt of denkt dat het wel
een tandje harder mag. Koop dan vooral geen nieuw tandje, maar wel een nieuwe
motor en gebruik gewoon die met de standaard configuratie aan tandwielen die je
al had.
Zoals ik eerder beschreef
kreeg ik van mijn vrouw die er altijd goed oplet of ik in de bebouwde kom niet
harder dan dertig rijdt, een Spaanse SunRed SR21 Dommo. Wedstrijdtechnisch de
meest lachwekkende auto ooit, want de ingenieurs die hem ontwierpen (Bravo!
Bravo!) zagen over het hoofd dat er geen model voor de weg voor handen was. En
dat is een harde eis om te mogen racen bij bepaalde wedstrijden. Zoals op Le
Mans. Deze vergissing is ook het slotcar-model enigszins fataal geworden, want
de fabrikant investeerde niet meer in een motor. De pit van een Trabby dus.
Bij Klaas Bos kocht ik
een Slot-It Flat-6 RS met 25.000 rpm (240g/cm) en de Sunred rijdt nu werkelijk met
zijn standaardbak als de brandweer. Op de Tammo Tamiya meet ik vlot 46 km/u. De
kap, uitgevoerd in prachtig rood, zilver en wit resoneert hierdoor als de
dekschilden van een legertje bidsprinkhanen. Het lawaai is oorverdovend en
wordt door mij geschat op ca 96 dB(A). Dat is veel (gehoorschade dreigt), maar
ik bijt die dekselse Moslers nu wel stevig in welgevormde kuiten.
Lekker puh! One day I’ll Fly away!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten