zondag 24 juni 2018

Immer BMW

Hein Tunnissen

Immer BMW
Nederlandse slotcarracers kopen bij voorkeur autootjes van BMW, Ford of Opel. En Porsche is wel de Volkswagen van de slotcarracer! Ik heb lang nagedacht over dit vreemde verschijnsel, maar ik denk dat het antwoord schuilt in oerconservatisme en drang en hang naar veiligheid. Wat voor de deur staat is vertrouwd en dat moesten we dan ook maar hebben voor de racebaan. Zoiets. Ik heb daar zelf helemaal geen last van, want ik rijd al minstens 35 jaar Renault en ik heb een racekist vol Renaults. De meeste heb ik zelf niet gehad, trouwens.
Bij mij is vooral de schoonheid van het kapje functioneel en dat kunnen mijn collega’s niet zeggen over hun sigarenkist. Laatst nog. Buurman & buurman uit Muntendam kopen allebei een 24 Scaleauto. BMW! Dat is natuurlijk vanwege de kwaliteit, waar zij zo aan gewend zijn. Maar dan moet je collega Pluim eens horen over zijn Z4. Als je Evert even de ruimte geeft, brandt hij die hele auto tot de grond toe af. Inclusief stuurkolom! Maar echte BMW-rijders zijn een slag apart, hoor! Dat zijn nog echt de ouderwetse knipperaars op de autowegen. Opzij, opzij! Ik snij!
Waarom zeg ik dit? Omdat ik het betreur dat de echt mooie bakken (die niet meteen in de catalogus staan) nauwelijks aan bod komen. Slechts een enkeling steekt zijn kop boven het maaiveld uit, zoals Markus Goetz onlangs. Die kocht een prachtige Spyker en dan moet je wel ballen hebben, want dat merk heeft het drama aan de kont hangen. Lees de verslagen van de 24-uurs van Le Mans er maar op na! Hoewel… in 2006 nam de auto zelfs even de leiding tijdens deze heroïsche race. Enfin, Markus heeft zoveel charisma dat niemand van de Duitse Hollanders in ons clubhonk er ook maar de kleinste opmerking over durfde te maken! ‘Mooi, mooi, mooi!’, kweelde iedereen toen hij voor het eerst de baan opging. Niet dat het ding vooruit te branden was. En een lawaai! Niet te kort. Geen wonder dat ik ‘m tien minuten later net na de tunnel waar de blauwgele C8 Laviolette zieltogend tegen de muur lag, vol op de slof nam zodat er zeker twee tubes superglue nodig waren om de Spyker weer een beetje te fatsoeneren.
Onze Guts vertrok geen spier! Is het risico, riep hij toen hij richting de pits wandelde met een handvol plestic en kevlar brokstukken. Dat blauwgeel was wel een voordeeltje, want zelfs dagen later vonden we nog kleine brokstukjes terug. Binnenkort kan hij mij te grazen nemen, mits ik ook zo stupid ben om een nieuwe auto die ik nog niet goed ken midden tussen een veld van onbesuisde jakkeraars los te laten. Het is de emotie die het dan wint van het gezonde verstand. Dagen gewacht op je nieuwe autootje en dan is het vrijdagavond. Je kunt gewoon niet langer bedwingen om ‘m te proberen. De hersens zeggen weliswaar ‘Niet doen, sukkeltje!’ maar die boodschap wordt vermoord.
Omdat ik dus eens wat anders wilde dan het gewone gedoe, belde ik met heer JeeWee van Capelleveen, in het dagelijks leven hoogleraar slotcarracen. Hé Jan Willem, riep ik amicaal, wat zal ik eens kopen waarmee ik iedereen kan verrassen? De prof dacht luttele minuten na en sprak daarna: ‘Zonda! Koop een Zonda, Teun en je zult eens wat beleven! Maar ik denk niet dat je hem nog ergens kunt krijgen. Succes ermee!’
Ik googlede me helemaal suf en juist toen ik het op wilde geven, vond ik het allerlaatste exemplaar van deze legendarische Italiaanse auto in de Verenigde Staten. Heel goed verstopt, want hij stond in het magazijn van Bruce die in het dagelijks leven Pontiacs, Chevys en Dodges verkoopt en daarnaast voor de fun een handeltje in slotcars heeft. Vanwege het tijdverschil konden we mooi chatten en toen hij uitgelachen was omdat ik hem vertelde dat hij de laatste ter wereld had, bromde hij dat hij even zou gaan kijken. Inderdaad, hij had ‘m. Opsturen? Graag! Dit nu is ruim een maand geleden. Dankzij tracking van USPS volg ik de auto dagelijks. Vanuit Illinois ging het gezwind naar Chicago maar daarna begon een bizarre tocht door de VS. Momenteel staat de Pagani Zonda in een depot in Oakland, vlakbij San Francisco. Als de route nu inderdaad via Sapporo richting Wladiwostok gaat, is hij precies op tijd hier om als Kerstkadootje te fungeren. Alles beter dan een BMW!    

zaterdag 16 juni 2018

Club

Hein Tunnissen

Club
Met onze krap dertien leden, de niet-betalende kinderschare van Markus en Tineke niet meegerekend, stellen wij natuurlijk niet zoveel voor in slotcarracebaanland. Wij stellen ons terecht zeer bescheiden op tegenover andere clubs die op allerlei fronten op veel meer ervaring kunnen bogen. Zo weet ik nog dat Klaas Bos in 2003 tegen Markus zei: ‘Als de 24-ers binnen komen, krijg je heibel in de tent.’ Wij waren toen met zijn tweetjes en om het toch nog een beetje interessant te maken reden wij allebei met twee auto’s tegelijk op onze viersporenbaan ‘Amazingslotcarracing’, maar we hadden nog nooit bedacht dat we ieder één van die auto’s zouden kunnen vervangen door een olifant, want zo groot waren 24-ers in onze ogen wel.
Onze wedstrijden waren dus eenvoudig, zoals wij dat gewend waren. Markus reed met zijn Slot.It-Lotus met Zwitserse vlag in baan 3 en met zijn zwarte Mosler in baan één. Ik reed dan bijvoorbeeld met een groene Renault Megane op sillys op baan 2 en met een Audi R8 LMP op NSR supersofts op baan vier. Ondertussen stonden we gewoonweg wat te filosoferem over de kwestie meer of minder lood, voor de as, in het midden of juist een klein brokje onder de achteras, voor meer grip. Om de ruzie-kwestie van Klaas moesten wij lachen.
Of die keer dat wij in Leeuwarden waren en daar volledig werden ingelicht over wat die club meegemaakt heeft, nadat iemand een opmerking had gemaakt over de oploskoffie en de melkcupjes. Echt waar, want die bleken dus niet van Friesche Vlag te zijn! En dat werd toen wel een puntje. Van de weeromstuit begon toen een ander wat te zeiken over de kantkoek, een echte Friesche lekkernij die vooral langs de waterkant aan watersporters wordt verkocht omdat je er ontzettend kiespijn van kunt krijgen. Ik zag Markus noteren: Geen kantkoek! Sindsdien is Leeuwarden geen club, maar men heeft wel een bestuur als een soort adviserend lichaam. Als de leden dat willen kan dat bestuur iedere vergadering worden afgezet of gedwongen worden op te stappen, waarna het automatisch pauze is. Daarna wordt het bestuur herkozen, waarna de vergadering automatisch afgelopen is, zodat iedereen kan aanschuiven aan de bar.
Dergelijke adviezen en tips gaan er bij ons in als Gods Woord in een ouderling. Prachtig gewoon. Tom Peters bijvoorbeeld, die min of meer moet leven van de slotcarracerij, gooit pas omstreeks half tien ’s avonds de stroom op de baan. Eerst verplicht met zijn allen gezellig koffiedrinken, vulkoeken, broodje hamburger, croquettes mosterd en veel tostis want daar krijg je zo lekkere gruwelijke dorst van. Daarna gaat iedereen lekker het autootje poetsen, biertje bij, en dan pas een beetje de baan verkennen. Hij zei het niet letterlijk, maar wij begrepen wel dat dit de juiste tactiek is wil je nog een beetje omzet draaien in deze achterlijke sport!
Andere veel voorkomende tips die ik hier niet allemaal zal boekstaven, zijn ook te vinden in het boek van JeeWee van Capelleveen, die in dat boek vooral betoogt dat de rode draad gezelligheid is. Hij breekt echt een lans voor de parasitaire vorm van slotcarracen, namelijk met een paar leuke vrinden de baan van een willekeurig slachtoffer met een interessante baan in de kelder, gaan bewonderen. Hoe enthousiaster, hoe rijker het onthaal. Sharp thinking!
Nu wij met dertien leden zijn (het eind is nog niet in zicht), vragen wij ons af wat wij met die tactieken moeten. Wij hebben namelijk een club van goedlachse en humoristische mannen die er een sport van maken hun autootjes en vooral zichzelf flink te bagatelliseren. Bij ons is bijvoorbeeld de belangrijkste vraag ‘Is er nog koffie?’ De kans dat iemand een discussie begint over de wenselijkheid van oploskoffie, lijkt mij minimaal. Zo ook melkcupjes. Ik weet niet eens of wij die hebben op onze koffietafel, want het enige dat ik hoor is: ‘Mag ik even de melk?’ Maar dat zal wel typsch Drents zijn om dat gewoon te vragen.
Daarmee zou je denken dat al die goed bedoelde raadgevingen boter aan de galg zijn, maar dat valt te betwijfelen. De Nordschleife was nauwelijks een uurtje in gebruik of er kwamen steeds meer 24-ers de baan op. Fokko reed voorop met een of andere peperdure slettenbak. En zo godsongenadig hard rondslierend, dat de één na de andere 32-er vertrok. Dit was het dus! De koningsklasse is gearriveerd: de dag die je wist dat zou komen!  

zondag 10 juni 2018

Ruimte

Hein Tunnissen

Ruimte
Toen wij ter club spraken over een tweede racebaan, rekende Markus Goetz, onze ceo, vlug uit hoe groot die baan kon zijn. Hij postte op ons clubforum vlug een schetsje van de beschikbare ruimte, minus bar, minus sleuteltafels, minus zitruimte voor publiek, minus verkeerstoren voor de wedstrijdleiding. Al snel vlogen de tekeningen van de meest fantastische ontwerpen ons om de oren. En hoewel wij allemaal vrienden zijn, was de kritiek op andermans ontwerp vaak niet mals. ‘Alleen met een acht los je het probleem van het verschil in tracklengte op sukkel!’, was een rake! Meteen kwamen er nieuwe ontwerpen met bridges, fly-overs, viaducten, tunnels en andere adembenemende oplossingen, waarbij steeds één ding opviel.
Ooit was er ruimte, maar als de baan werd ingetekend was die voorgoed verdwenen. Tijdens een clubavond, we zaten nog lekker met koffie met koek wat te keuvelen, poneerde ik de stelling dat alle clubhonken van slotcarraceclubs altijd te klein zijn, omdat de baan altijd groter is dan wenselijk. En dan houd je dus geen ruimte meer over. Voor jezelf! Het kan werkelijk niet bommen waar je bent, maar altijd moet je achter de billen van je maat langs, om ergens anders te komen. Is het dan niet verstandig om de baan iets kleiner te maken? Is het verschil tussen 32 en 36 meter dan werkelijk zo groot dat je in het eerste geval denkt: ‘Kleuterbaantje!’
Welnee! Iedereen moest wel even schakelen. Wat zeiden ze nou? Een kortere baan? Maken jullie gekheid? Nee, maar het andere standpunt moest wel even bezinken. Nu hadden de clubleden ook weinig keus, want de directie had in alle vriendschap met Tom Peters gesproken die dat hele clubgedoe met één klap van tafel veegde. ‘Welnee, daar schiet je niks mee op! Inspraak prima, maar je moet doen wat jij vindt!’ Met de koopovereenkomst voor de Nordschleife op zak, viel het besluit de tekeningen natuurlijk met veel duimpjes te blijven bewonderen, maar die verder te laten voor wat ze waard waren. Minder dan niks, maar erg bedankt jongens voor het meedenken.
Toen uiteindelijk de baan na een lange zaterdag hard werken in brokstukken in ons clubhonk lag, was het behoorlijk lastig je voor te stellen hoe die baan er opgebouwd uit zou zien. Ik werd er niet echt penuwachtig van, maar ik voelde wel een beetje druk. Want één, ik was met die baan op de proppen gekomen, en twee, ik had iets te berde gebracht over ruimte die er was en later niet meer. Ai, ai Teun, dit werd wel een beetje spannend!
Waar ik niet echt rekening mee had gehouden dat de heer Goetz jr. (zijn vader is 103) zondagochtend om half vijf de echtelijke sponde verliet om de boel in elkaar te zetten. In principe onmogelijk voor één man, maar als een vent wat in de kop heeft, heeft hij het niet in de kont. Het moest en het zou. Pech voor mij, want wij waren het niet eens. In mijn ruimtelijke optiek moesten de coureurs aan de raamzijde staan en niet met de rug tegen de tegenoverliggende muur. Vertaald: de opvatting van Marcus Aurelius scheelde 180 graden met die van mij. Dit was netelig, want natuurlijk hoorde ik enthousiast te zijn over het resultaat, maar dat was ik niet. Maar goed, de baas is de baas en aan inspraak doen wij niet.
Een week later. Ik was benieuwd hoe Markus met behulp van dommekrachten, een hydraulische autokrik en nieuw gezaagde poten (Snotverdorie Tom, de helft van de poten is zoek!) de baan op orde had gekregen. Je moet je dus voorstellen dat juist de zwaarste baandelen door het ontbreken van voldoende poten compleet waren gaan doorhangen en zelfs als gevolg van die zwaartekracht zichtbaar getordeerd! Echt waar! Nu begrepen wij ook waarom die verschillende delen met centimeters plamuur aan elkaar waren geklonken. Omdat het gewoon niet passend te krijgen was, moesten de nieuwe poten er onderuit, om vervolgens deel na deel met die hydraulische krik terug te persen in de gewenste stand. En pas dan een nieuw poot eronder. Fixeren die handel!
Goed gezien van Markus. Maar hij ging nog een stapje verder. Zijn schoonzoon, een beroemde chefkok, zo mager als een sliert spaghetti, werd uit bed getrommeld om te helpen de hele boel te draaien. Wat hij zonder mopperen deed. Toen ik dus binnenstapte stond de baan precies zoals ik me dat had voorgesteld. De coureurs staan met hun rug naar het daglicht en er is rondom voldoende ruimte voor baancommissarissen en belangstellend publiek. Het bewijs is geleverd: als de baan in de ruimte past, wil dat nog niet zeggen dat er voldoende ruimte is.    

zondag 3 juni 2018

Ave, Marcus Aurelius!

Hein Tunnissen
Ave, Marcus Aurelius!

Ooit had ik de leeftijd waarop ik onbekommerd met een vriendje naar school liep, armen om elkaars schouders. Wij waren namelijk boezemvrienden! Toen kwam er een leeftijd waarop anderen zeiden (en in ieder geval dachten) ‘Zou je dat nou wel doen?’ Nog weer zoveel jaar later gingen mannen elkaar op de wang zoenen, waarbij zij elkaar een kaliber hug gaven, dat vrouwen dachten “Nou, daar teken ik voor!” Was in Amsterdam natuurlijk. Eenmaal op de rand van het omgekeerde soepbord Drenthe beland, in Grunn dus, was dat allemaal verleden tijd. Iedere vorm van intimiteit en affectie werd gevangen in het woordje ‘Moi!’, waarbij je gelijktijdig óf nadrukkelijk je schoenen inspecteert, óf gaat kijken of het al volle maan is. Zelfs overdag!

En dan out of the blue, kom je de man tegen waarvan je denkt ‘Als dat geen boezemvriend is, dan weet ik het niet meer!’ Helaas heb je dan niet meer de leeftijd waarop je er lekker op los gaat experimenteren met armen om elkaars schouders of elkaar hartelijk begroet bij het wekelijkse weerzien, zodanig dat zijn vrouw denkt: ‘Nou, daar teken ik voor!’ Dat overkwam mij met Marcus Aurelius, die ik al zo lang ik deze blog schrijf zo benoem. Uit respect, uit waardering. Wikipedia voor het gemak en om uw geheugen op te frissen: Marcus Aurelius regeerde van het jaar 161-180 over het Romeinse rijk. Hij behoorde tot het geslacht der Antonini. Meteen na zijn aantreden stelde hij Lucius Verus (dat ben ik dus) als medekeizer aan. Marcus Aurelius was de laatste van de ‘Vijf Goede Keizers’. In het begin was dat regeren vrij simpel. Er waren een paar kleine onderdanen en af en toe kwam er een Galliër binnen strompelen, roepende: “De Romeinen, de Romeinen komen!” Die stelden wij op zijn gemak door duidelijk te maken dat wij dat waren. Sommigen vluchtten dan over de grens, zoals Fokko Zoutman, maar andere trokken helemaal door naar Zweden zoals Erik Groenewold. Patrick Lijnema sloeg aan het zwerven door de Lage Landen, helaas! Maar ooit, zo wist Marcus Aurelius, zullen zij terugkomen. En daarin heeft hij helemaal gelijk gekregen. Watskeburt? Met het verstrijken van de jaren stabiliseerde het aantal onderdanen zich. Er kwam er eentje bij, er ging er eentje af, maar het was te danken aan Johan Post, een dubbelspion uit het verre bandietenland Fryslan, dat ons Rijk een enorme boost kreeg. Hij fluisterde mij, Lucius Verus, toe dat de Nordschleife te koop stond bij die afvallige koopman Tom Peters. Hij, de tollenaar, wist niet hoeveel dukaten wij daarvoor zouden moeten dokken, maar ik wist meteen dit wordt een kwestie van flink bluffen. Als die Kaninefaat van een Peters de Nordschleife wil verkopen, dan is er in de duinen zeker stront aan de knikker. En dat was ook zo! Maar deze wetenschap zette onze vriendschap wel behoorlijk onder druk. Natuurlijk mag ik graag af en toe een simpel adviesje geven, maar mij nadrukkelijk met het beleid bemoeien, is een andere kwestie. Gelukkig zag ik een andere oplossing en ik legde de kwestie toen wij aan lagen (Romeinen eten liggend, red) en wij ons onbespied waanden op tafel. Gelukkig viel het goed en Marcus Aurelius doorzag eigenlijk meteen èn de kwestie èn de genialiteit van mijn plan. Wij gaven de knechten opdracht om de Audi TT te zadelen en te voorzien van heel veel proviand en nadat wij van iedereen bijzonder hartelijk afscheid hadden genomen, togen wij dwars door het prachtige Drenthe richting de konijnenvreters van de duinen. Eenmaal in die armetierige nederzetting aangekomen, zonderde Marcus Aurelius de koopman handig af van zijn kompanen zodat er ongestoord kon worden gesproken. Ik bleef op ruime afstand, maar wel zo dat de Tom mij goed kon zien. Niet lang daarna was het gesprek afgelopen. Ze gingen nog net niet huggen, maar ik zag wel dat er sprake was van een goede afloop. Er moest betaald worden in florijnen en niet in Friese dukaten, maar de hoeveelheid viel mee. Jammer was dat de koopman de banken van het Amfitheater en de catacomben daaronder benevens de keizerlijke toren wilde behouden, maar de rest van het landgoed viel toe aan het Romeinse Rijk. Zonder een slag of stoot. Nadat wij uit beleefdheid nog een lauw en laf biertje hadden genuttigd, reden wij in onze strijdkaros derwaarts. Joepie, helemaal in de nopjes! Uiteindelijk konden we tussen het schakelen door nog highfiven van de pret! Enkele weken later reden we met onze slimste en sterkste slaven naar Swanenburg om de boel te confisqueren. Niet lang nadien stak Drenthe het duinenrijk naar de kroon en zie daar kwamen ze aan: Fokko was als eerste terug, Patrick liet weten dat hij snel weer komt kijken en Paul is niet meer uit het clubhuis weg te slaan! En toen kwamen Erik en Tristan, Geert kwam er nog bie en good old Job bracht ook Nick mee. Eerst hadden we te veel tracks of dus te weinig leden. Nu hebben we heel veel tracks en nog veel meer leden. Dit alles dankzij mijn boezemvriend Markus Goetz! Ave, Marcus!