Hein Tunnissen |
Ruimte
Toen wij ter club spraken over een tweede racebaan, rekende
Markus Goetz, onze ceo, vlug uit hoe groot die baan kon zijn. Hij postte op ons
clubforum vlug een schetsje van de beschikbare ruimte, minus bar, minus
sleuteltafels, minus zitruimte voor publiek, minus verkeerstoren voor de
wedstrijdleiding. Al snel vlogen de tekeningen van de meest fantastische
ontwerpen ons om de oren. En hoewel wij allemaal vrienden zijn, was de kritiek
op andermans ontwerp vaak niet mals. ‘Alleen met een acht los je het probleem
van het verschil in tracklengte op sukkel!’, was een rake! Meteen kwamen er nieuwe
ontwerpen met bridges, fly-overs, viaducten, tunnels en andere adembenemende
oplossingen, waarbij steeds één ding opviel.
Ooit was er ruimte, maar als de baan werd ingetekend was die
voorgoed verdwenen. Tijdens een clubavond, we zaten nog lekker met koffie met
koek wat te keuvelen, poneerde ik de stelling dat alle clubhonken van
slotcarraceclubs altijd te klein zijn, omdat de baan altijd groter is dan
wenselijk. En dan houd je dus geen ruimte meer over. Voor jezelf! Het kan
werkelijk niet bommen waar je bent, maar altijd moet je achter de billen van je
maat langs, om ergens anders te komen. Is het dan niet verstandig om de baan
iets kleiner te maken? Is het verschil tussen 32 en 36 meter dan werkelijk zo
groot dat je in het eerste geval denkt: ‘Kleuterbaantje!’
Welnee! Iedereen moest wel even schakelen. Wat zeiden ze
nou? Een kortere baan? Maken jullie gekheid? Nee, maar het andere standpunt
moest wel even bezinken. Nu hadden de clubleden ook weinig keus, want de
directie had in alle vriendschap met Tom Peters gesproken die dat hele
clubgedoe met één klap van tafel veegde. ‘Welnee, daar schiet je niks mee op!
Inspraak prima, maar je moet doen wat jij vindt!’ Met de koopovereenkomst voor
de Nordschleife op zak, viel het besluit de tekeningen natuurlijk met veel
duimpjes te blijven bewonderen, maar die verder te laten voor wat ze waard
waren. Minder dan niks, maar erg bedankt jongens voor het meedenken.
Toen uiteindelijk de baan na een lange zaterdag hard werken
in brokstukken in ons clubhonk lag, was het behoorlijk lastig je voor te
stellen hoe die baan er opgebouwd uit zou zien. Ik werd er niet echt
penuwachtig van, maar ik voelde wel een beetje druk. Want één, ik was met die
baan op de proppen gekomen, en twee, ik had iets te berde gebracht over ruimte
die er was en later niet meer. Ai, ai Teun, dit werd wel een beetje spannend!
Waar ik niet echt rekening mee had gehouden dat de heer
Goetz jr. (zijn vader is 103) zondagochtend om half vijf de echtelijke sponde
verliet om de boel in elkaar te zetten. In principe onmogelijk voor één man,
maar als een vent wat in de kop heeft, heeft hij het niet in de kont. Het moest
en het zou. Pech voor mij, want wij waren het niet eens. In mijn ruimtelijke
optiek moesten de coureurs aan de raamzijde staan en niet met de rug tegen de
tegenoverliggende muur. Vertaald: de opvatting van Marcus Aurelius scheelde 180
graden met die van mij. Dit was netelig, want natuurlijk hoorde ik enthousiast
te zijn over het resultaat, maar dat was ik niet. Maar goed, de baas is de baas
en aan inspraak doen wij niet.
Een week later. Ik was benieuwd hoe Markus met behulp van
dommekrachten, een hydraulische autokrik en nieuw gezaagde poten (Snotverdorie
Tom, de helft van de poten is zoek!) de baan op orde had gekregen. Je moet je
dus voorstellen dat juist de zwaarste baandelen door het ontbreken van
voldoende poten compleet waren gaan doorhangen en zelfs als gevolg van die
zwaartekracht zichtbaar getordeerd! Echt waar! Nu begrepen wij ook waarom die
verschillende delen met centimeters plamuur aan elkaar waren geklonken. Omdat
het gewoon niet passend te krijgen was, moesten de nieuwe poten er onderuit, om
vervolgens deel na deel met die hydraulische krik terug te persen in de
gewenste stand. En pas dan een nieuw poot eronder. Fixeren die handel!
Goed gezien van Markus. Maar hij ging nog een stapje verder.
Zijn schoonzoon, een beroemde chefkok, zo mager als een sliert spaghetti, werd
uit bed getrommeld om te helpen de hele boel te draaien. Wat hij zonder
mopperen deed. Toen ik dus binnenstapte stond de baan precies zoals ik me dat
had voorgesteld. De coureurs staan met hun rug naar het daglicht en er is
rondom voldoende ruimte voor baancommissarissen en belangstellend publiek. Het
bewijs is geleverd: als de baan in de ruimte past, wil dat nog niet zeggen dat
er voldoende ruimte is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten