Hein Tunnissen |
Ave, Marcus Aurelius!
Ooit had ik de leeftijd waarop ik onbekommerd met een vriendje naar school liep, armen om elkaars schouders. Wij waren namelijk boezemvrienden! Toen kwam er een leeftijd waarop anderen zeiden (en in ieder geval dachten) ‘Zou je dat nou wel doen?’ Nog weer zoveel jaar later gingen mannen elkaar op de wang zoenen, waarbij zij elkaar een kaliber hug gaven, dat vrouwen dachten “Nou, daar teken ik voor!” Was in Amsterdam natuurlijk. Eenmaal op de rand van het omgekeerde soepbord Drenthe beland, in Grunn dus, was dat allemaal verleden tijd. Iedere vorm van intimiteit en affectie werd gevangen in het woordje ‘Moi!’, waarbij je gelijktijdig óf nadrukkelijk je schoenen inspecteert, óf gaat kijken of het al volle maan is. Zelfs overdag!
En dan out of the blue, kom je de man tegen waarvan je denkt ‘Als dat geen boezemvriend is, dan weet ik het niet meer!’ Helaas heb je dan niet meer de leeftijd waarop je er lekker op los gaat experimenteren met armen om elkaars schouders of elkaar hartelijk begroet bij het wekelijkse weerzien, zodanig dat zijn vrouw denkt: ‘Nou, daar teken ik voor!’ Dat overkwam mij met Marcus Aurelius, die ik al zo lang ik deze blog schrijf zo benoem. Uit respect, uit waardering. Wikipedia voor het gemak en om uw geheugen op te frissen: Marcus Aurelius regeerde van het jaar 161-180 over het Romeinse rijk. Hij behoorde tot het geslacht der Antonini. Meteen na zijn aantreden stelde hij Lucius Verus (dat ben ik dus) als medekeizer aan. Marcus Aurelius was de laatste van de ‘Vijf Goede Keizers’. In het begin was dat regeren vrij simpel. Er waren een paar kleine onderdanen en af en toe kwam er een Galliër binnen strompelen, roepende: “De Romeinen, de Romeinen komen!” Die stelden wij op zijn gemak door duidelijk te maken dat wij dat waren. Sommigen vluchtten dan over de grens, zoals Fokko Zoutman, maar andere trokken helemaal door naar Zweden zoals Erik Groenewold. Patrick Lijnema sloeg aan het zwerven door de Lage Landen, helaas! Maar ooit, zo wist Marcus Aurelius, zullen zij terugkomen. En daarin heeft hij helemaal gelijk gekregen. Watskeburt? Met het verstrijken van de jaren stabiliseerde het aantal onderdanen zich. Er kwam er eentje bij, er ging er eentje af, maar het was te danken aan Johan Post, een dubbelspion uit het verre bandietenland Fryslan, dat ons Rijk een enorme boost kreeg. Hij fluisterde mij, Lucius Verus, toe dat de Nordschleife te koop stond bij die afvallige koopman Tom Peters. Hij, de tollenaar, wist niet hoeveel dukaten wij daarvoor zouden moeten dokken, maar ik wist meteen dit wordt een kwestie van flink bluffen. Als die Kaninefaat van een Peters de Nordschleife wil verkopen, dan is er in de duinen zeker stront aan de knikker. En dat was ook zo! Maar deze wetenschap zette onze vriendschap wel behoorlijk onder druk. Natuurlijk mag ik graag af en toe een simpel adviesje geven, maar mij nadrukkelijk met het beleid bemoeien, is een andere kwestie. Gelukkig zag ik een andere oplossing en ik legde de kwestie toen wij aan lagen (Romeinen eten liggend, red) en wij ons onbespied waanden op tafel. Gelukkig viel het goed en Marcus Aurelius doorzag eigenlijk meteen èn de kwestie èn de genialiteit van mijn plan. Wij gaven de knechten opdracht om de Audi TT te zadelen en te voorzien van heel veel proviand en nadat wij van iedereen bijzonder hartelijk afscheid hadden genomen, togen wij dwars door het prachtige Drenthe richting de konijnenvreters van de duinen. Eenmaal in die armetierige nederzetting aangekomen, zonderde Marcus Aurelius de koopman handig af van zijn kompanen zodat er ongestoord kon worden gesproken. Ik bleef op ruime afstand, maar wel zo dat de Tom mij goed kon zien. Niet lang daarna was het gesprek afgelopen. Ze gingen nog net niet huggen, maar ik zag wel dat er sprake was van een goede afloop. Er moest betaald worden in florijnen en niet in Friese dukaten, maar de hoeveelheid viel mee. Jammer was dat de koopman de banken van het Amfitheater en de catacomben daaronder benevens de keizerlijke toren wilde behouden, maar de rest van het landgoed viel toe aan het Romeinse Rijk. Zonder een slag of stoot. Nadat wij uit beleefdheid nog een lauw en laf biertje hadden genuttigd, reden wij in onze strijdkaros derwaarts. Joepie, helemaal in de nopjes! Uiteindelijk konden we tussen het schakelen door nog highfiven van de pret! Enkele weken later reden we met onze slimste en sterkste slaven naar Swanenburg om de boel te confisqueren. Niet lang nadien stak Drenthe het duinenrijk naar de kroon en zie daar kwamen ze aan: Fokko was als eerste terug, Patrick liet weten dat hij snel weer komt kijken en Paul is niet meer uit het clubhuis weg te slaan! En toen kwamen Erik en Tristan, Geert kwam er nog bie en good old Job bracht ook Nick mee. Eerst hadden we te veel tracks of dus te weinig leden. Nu hebben we heel veel tracks en nog veel meer leden. Dit alles dankzij mijn boezemvriend Markus Goetz! Ave, Marcus!
En dan out of the blue, kom je de man tegen waarvan je denkt ‘Als dat geen boezemvriend is, dan weet ik het niet meer!’ Helaas heb je dan niet meer de leeftijd waarop je er lekker op los gaat experimenteren met armen om elkaars schouders of elkaar hartelijk begroet bij het wekelijkse weerzien, zodanig dat zijn vrouw denkt: ‘Nou, daar teken ik voor!’ Dat overkwam mij met Marcus Aurelius, die ik al zo lang ik deze blog schrijf zo benoem. Uit respect, uit waardering. Wikipedia voor het gemak en om uw geheugen op te frissen: Marcus Aurelius regeerde van het jaar 161-180 over het Romeinse rijk. Hij behoorde tot het geslacht der Antonini. Meteen na zijn aantreden stelde hij Lucius Verus (dat ben ik dus) als medekeizer aan. Marcus Aurelius was de laatste van de ‘Vijf Goede Keizers’. In het begin was dat regeren vrij simpel. Er waren een paar kleine onderdanen en af en toe kwam er een Galliër binnen strompelen, roepende: “De Romeinen, de Romeinen komen!” Die stelden wij op zijn gemak door duidelijk te maken dat wij dat waren. Sommigen vluchtten dan over de grens, zoals Fokko Zoutman, maar andere trokken helemaal door naar Zweden zoals Erik Groenewold. Patrick Lijnema sloeg aan het zwerven door de Lage Landen, helaas! Maar ooit, zo wist Marcus Aurelius, zullen zij terugkomen. En daarin heeft hij helemaal gelijk gekregen. Watskeburt? Met het verstrijken van de jaren stabiliseerde het aantal onderdanen zich. Er kwam er eentje bij, er ging er eentje af, maar het was te danken aan Johan Post, een dubbelspion uit het verre bandietenland Fryslan, dat ons Rijk een enorme boost kreeg. Hij fluisterde mij, Lucius Verus, toe dat de Nordschleife te koop stond bij die afvallige koopman Tom Peters. Hij, de tollenaar, wist niet hoeveel dukaten wij daarvoor zouden moeten dokken, maar ik wist meteen dit wordt een kwestie van flink bluffen. Als die Kaninefaat van een Peters de Nordschleife wil verkopen, dan is er in de duinen zeker stront aan de knikker. En dat was ook zo! Maar deze wetenschap zette onze vriendschap wel behoorlijk onder druk. Natuurlijk mag ik graag af en toe een simpel adviesje geven, maar mij nadrukkelijk met het beleid bemoeien, is een andere kwestie. Gelukkig zag ik een andere oplossing en ik legde de kwestie toen wij aan lagen (Romeinen eten liggend, red) en wij ons onbespied waanden op tafel. Gelukkig viel het goed en Marcus Aurelius doorzag eigenlijk meteen èn de kwestie èn de genialiteit van mijn plan. Wij gaven de knechten opdracht om de Audi TT te zadelen en te voorzien van heel veel proviand en nadat wij van iedereen bijzonder hartelijk afscheid hadden genomen, togen wij dwars door het prachtige Drenthe richting de konijnenvreters van de duinen. Eenmaal in die armetierige nederzetting aangekomen, zonderde Marcus Aurelius de koopman handig af van zijn kompanen zodat er ongestoord kon worden gesproken. Ik bleef op ruime afstand, maar wel zo dat de Tom mij goed kon zien. Niet lang daarna was het gesprek afgelopen. Ze gingen nog net niet huggen, maar ik zag wel dat er sprake was van een goede afloop. Er moest betaald worden in florijnen en niet in Friese dukaten, maar de hoeveelheid viel mee. Jammer was dat de koopman de banken van het Amfitheater en de catacomben daaronder benevens de keizerlijke toren wilde behouden, maar de rest van het landgoed viel toe aan het Romeinse Rijk. Zonder een slag of stoot. Nadat wij uit beleefdheid nog een lauw en laf biertje hadden genuttigd, reden wij in onze strijdkaros derwaarts. Joepie, helemaal in de nopjes! Uiteindelijk konden we tussen het schakelen door nog highfiven van de pret! Enkele weken later reden we met onze slimste en sterkste slaven naar Swanenburg om de boel te confisqueren. Niet lang nadien stak Drenthe het duinenrijk naar de kroon en zie daar kwamen ze aan: Fokko was als eerste terug, Patrick liet weten dat hij snel weer komt kijken en Paul is niet meer uit het clubhuis weg te slaan! En toen kwamen Erik en Tristan, Geert kwam er nog bie en good old Job bracht ook Nick mee. Eerst hadden we te veel tracks of dus te weinig leden. Nu hebben we heel veel tracks en nog veel meer leden. Dit alles dankzij mijn boezemvriend Markus Goetz! Ave, Marcus!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten