Hein Tunnissen |
Mooi
Behalve echte buitenstaanders (treintjesgekken,
bestuurders van rollators en lijntrekkers), weet iedereen natuurlijk wel hoe
buitensporig veelzijdig onze sport is. Het gaat natuurlijk wel een stukje
verder dan met veel kunst- en vliegwerk een of ander rot autootje in het slot
te houden. De banden moeten op gezette tijden worden gereinigd, smeermiddelen
moeten minutieus worden aangebracht of de ruiten moeten worden gewist. Dat zijn
dan nog maar de eenvoudige handelingen: je zou ze zelfs aan een vrouw kunnen overlaten,
denk ik wel eens. Nee, de moeilijkheden stapelen zich al snel op als het om de
techniek gaat en hoe je je in de discussie ter club staande houdt als het gaat
om een pinion van tien of elf teeth! Wat zeg je dan om het een te kiezen boven
het ander?
En denk eens aan de kwestie van de kap. Voor veel
slotcarracers is de kap wel het allerbelangrijkste en vaak herken je deze
bengels aan het feit dat zij altijd een pakje tissues (zakdoekjes) onder
handbereik hebben. Jaja, de tranen wellen snel op als het autootje met zijn
fraaie kapje weer een gigantische buiteling heeft gemaakt. Nu is dat ook erg
pijnlijk moet ik zeggen. Van strak in de lak, naar kras, breuk en scheur is een
dramatisch moment. Dat zich trouwens ook niet gemakkelijk laat reconstrueren. Hij
deed dit, toen ging hij daar en wie kwam daar toen aan? Bengs! De meeste andere
clubleden knikken dan beleefd zonder er een hol van te begrijpen, maar zij
weten dat je de gedupeerde slotcarracer nooit tegen moet spreken. Want anders
heb je even later een hartstochtelijk jankende slotcarracer over je schouder
hangen.
Nu wil ik hier niet een lans breken voor het emotieloos
in elkaar beuken van leuke slotcarretjes, maar enige laconiek gedrag is wel op
zijn plaats. Ik noem even Job Renken, een clublid van Amazingslotcarracing te
TE (en dus NIET van Kleineautootjesclub Leeuwarden), die onwaarschijnlijk
vaardig blijkt te zijn met de airbrushspuit. Dat wisten wij ook niet toen wij
hem onder contract namen, maar wij wisten meteen ‘Dit is geniaal!’, toen hij de
eerste resultaten op onze Facebookpagina publiceerde van zijn nieuwe project,
namelijk de Jägermeisterbolide vs 1.0. Behalve dat de lak onwaarschijnlijk mooi
en strak wordt opgebracht, weet deze Renken ook de stickers (livery, red.)
fantastisch op de body te positioneren. Tikje schuin, meelopend met de
carrosserielijn of juist goed passend in dat kleine hoekje onder de koplampen.
Kijk, the devil is in the detail! Ook hier! Zit plakplaatje niet helemaal goed,
dan weet je meteen dit is geen echte BMW! Veel slotcarracers slaan deze tak van
sport daarom maar meteen over en mompelen dan zoiets als: ‘Niet belangrijk!’ Zo
niet onze Job Renken! Die schotelt ons een adembenemend mooie foto van een
adembenemend mooi gespoten Porsche voor en zegt dan in het bijschrift: Niet
helemaal gelukt. Moet over. Morgen verder.
De zinnen zijn kort en ontdaan van iedere emotie.
Vergelijk de brieven van Van Gogh nadat hij zijn oren had afgesneden of sla er
het dagboek van Pablo Picasso op na die na de datum steeds schrijft: “Het was
me het dagje wel!’ (Era mi día). Hoe dan ook, om te voorkomen dat u denkt dat
ik de arme man een liter stroop om de mond smeer omdat ik heel toevallig nog
twee white kits had staan: zeg ik nu meteen dat die gedachte een schop onder de
gordel is. Het ligt namelijk heel anders.
Heer Renken wil te zijnen huize ook graag een bescheiden
racebaan om zijn voertuigen voor de clubavond uit, te kunnen testen. Wij kwamen
daarover te spreken en ik liet hem belangeloos weten dat ik nog wel wat
Fleischmann-zooi had staan. Zoals dat gaat, wilde hij eerst een rondje, toen
een achtje, maar toen hij dat ontwerp had gezien, wilde hij nog een extra
bochtje hier, een keerlus, een haarspeld daar, een recht eind van koninklijke
afmetingen en de natuurlijke de hele zaak franco thuis. Geen punt, dacht ik,
maar ik tekende daarbij aan het even tijd zou kosten.
Dus spoot Renken onvermoeibaar door en dat leverde steeds
weer FB-rinkeltjes op, zodat wij wel moesten kijken welke bolide hij nu weer
aan de Jägermeister-stal had toegevoegd. Tegen de tijd dat hij zijn eerste
vrachtwagencabine aan Willem Alexander had opgedragen, had ik op de club
voorzichtig gesist dat ik op zoek was naar stalkleuren. Nick geel, Markus Rode
Kruis, Louis roze, Job oranje en ik koos toen maar blauw-oranje en vroeg Job
mijn Zonda en Mosler in die kleurstelling te spuiten.
Het is erg pijnlijk om te zeggen, maar rijden met die
auto’s staat gelijk aan iemand schofferen. Te mooi! Maar Job vindt dat het mot!
Dus heb ik met superglue rondom een randje Moosgummi aangebracht zoals dat
gebruikelijk is bij autoscooters, die auto’s met de slepers tegen het dak! Ok,
het ziet er niet uit, maar de auto blijft wel mooi!
Onder andere ter bescherming van de lak hebben treinen buffers. Je kunt waarschijnlijk niets met zo’n opmerking, maar het moest toch gezegd worden! Twee buffers aan de voorzijde om hinderlijk linksrijdend volk een duwtje te kunnen geven, en twee buffers aan de achterzijde om lieden met slechte remmen op te kunnen vangen. Ik heb ene Hamilton, beroepsmatig racer, al een mailtje gestuurd met de tip zijn Mercedes ook te voorzien van buffers, om bijvoorbeeld de Ferrari’s op veilige afstand van de lak te houden. We gaan het zien!
BeantwoordenVerwijderenBuffer103
BeantwoordenVerwijderenIk zit meer aan slotstox te denken Frank. Gewoon rücksichtslos rammen.
BeantwoordenVerwijderen