Hein Tunnissen |
Taal en sport
Je kunt er natuurlijk om
gniffelen, maar wij vinden het racen met slotcars een echte sport. Zozeer zelfs
dat wij onderscheid maken tussen de begrippen uit de Nederlandse taal die u
zeker kent: ‘aan kop’ en ‘op kop’. Vroeger toen ik nog jong was of in ieder
geval zo oogde, hoorde ik een man eens zeggen ‘Als je helemaal niks kunt, dan
kun je nog altijd schilder worden’ en daar moest wel een kern van waarheid
inzitten want hij bezat een schildersbedrijf. De nodige jaren later zat ik bij
Het Parool in Amsterdam aan de burelen en daar gold het sociale vangnet: ‘Geeft
niks, je kunt nog altijd sportjournalist worden!’ Dat werd vrolijk luidop
gezegd in het bijzijn van sportjournalisten, die dan maar een beetje dom
begonnen te lachen. Inmiddels weet ik dat het waar is.
Neem een race en een
verslaggever. Geheid dat je binnen 3 minuten krijgt te horen welke Snuggle nu
weer op kop ligt, terwijl je ondertussen (This is TV, man!) kunt zien dat het
ventje vrolijk verder fietst. Ze hebben het nooit begrepen, die jongens. In de
slotracerij is het verschil tussen aan kop en op kop van essentieel belang. Dat
moge duidelijk zijn. Wij van Amazingslotcarracing te TE hopen natuurlijk
stiekem dat wij nog eens zo beroemd worden dat RTV Noord een spannende
reportage komt maken als wij op zondagmiddag om exact 1400 uur de lichten doven
voor een zinderende race. Komt er zo’n sportjournalist die we eerst moeten
leren dat de snelste auto van dat moment aan kop ligt en dat die loser in de
Solexbocht met zijn auto op kop ligt. Het is dus een sport, want er is sprake
van jargon dat je moet begrijpen en je moet zelfs een klein beetje hersens
hebben om er verslag van te kunnen doen.
Secundo, behalve wat
taalgevoel, is het ook nodig dat je je kunt concentreren, dat je je niet van de
wijs laat brengen door die tikkende klok en dat een halve ronde achterstand
helemaal geen punt is als de snelste auto van de baan uit de bocht vliegt en
zieltogend op kop blijft liggen. Terts, je hebt doorzettingsvermogen en
uithoudingsvermogen nodig. Zie dat kleine ventje van ons, Raymon de Senna. Die
heeft toch maar mooi de 24-uurs van Zuidwending gewonnen en op de vraag hoe hij
‘m dat heeft gelapt, sprak hij glimlachend ‘ik had goeie benen’, iets wat een
sportjournalist natuurlijk niet begrijpt, maar iedere slotracer wel. Hard
rijden is één ding, 24 uur blijven staan zonder te wankelen is iets anders.
Alles komt dus voor in onze sport: schouderblessures, hamstring kapot,
rugtrauma en geestelijk er helemaal doorheen zitten.
Dat is hele andere koek
dan een partijtje kickboksen, bijvoorbeeld. Je krijgt gewoon een paar jetsers op je muil, je gaat liggen, de bel
gaat en je mag weer naar huis. Dat kun je moeilijk een sport noemen. Bij
tennis, waar begrijpelijkerwijs steeds minder belangstelling voor is, zie je in
feite hetzelfde. Als tennisser weet je namelijk precies waar de bal vandaan
komt: van gene zijde van het net. Sta je een beetje te suffen, mis je de bal en
hopla, setpoint! Je krijgt al te horen dat je verloren hebt, nog voordat je
verloren hebt! In de slotracerij is dat heel anders. Na het rijden van vier
heats weet je pas dat gewonnen hebt als je ook gewonnen
hebt. Aan kop of op kop, het is een wereld van verschil! Leer dat nu eens,
jongens!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten