Hein Tunnissen |
Wetenschap
Slotcarracers heb je in veel soorten en maten, ook met een
zeer uiteenlopende belangstelling voor de verschillende facetten van de sport.
Je hebt de ralleyrijders, de racers, de liefhebbers van Amerikaanse bakken,
dragracing, klassiekers of open wheel-fanaten. Vergeet ik gemakshalve de groep
van digitale adepten of de hybride rijders, de bezetenen van techniek of de
ietwat verstrooide wetenschappers, waartoe ik Markus Goetz en mijzelf reken. Nu
zijn er nog wel een paar die continue de ‘Waarom?’-vraag stellen, maar dit is
wel een minderheid vergeleken met de andere categorieën.
Neem de grip-kwestie. Alweer jaren geleden verbaasden Markus
en ik ons over het merkwaardige verschijnsel dat een racebaan de ene avond veel
grip kan hebben en een andere absoluut niet. Of dat het verschijnsel grip pas
na tien uur ’s avonds ineens de kop opsteekt, om na één uur ’s nachts werkelijk
fenomenale proporties aan te nemen. Toen wij de zaak nog niet wetenschappelijk
benaderden, lachten wij om dit verschijnsel en profiteerden daar zonder enige
gêne volop van. We hadden in die tijd ook geen last van betweters of zwamneuzen
die dat natuurlijk konden verklaren op basis van hun kennis, opgedaan in de
vierde klas van de lagere school. Niet gehinderd worden door kennis is voor
spreker een zegen, maar voor zij die net iets meer kaas hebben gegeten een
regelrechte gruwel. Ik stipuleer nog maar even: Markus Goetz en ik.
Het werd dus tijd voor onderzoek, de basis van wetenschap
nadat de waarom-vraag is gesteld. Wij legden temperatuur bi/bu, vochtigheid,
weersgesteldheid en luchtdruk (spoiler!) vast in grafiekjes, maar de conclusie
bleek niet te trekken. Zoals vaak, speelde ook hier het noodlot (noem het
toeval) ons in de kaart. Op een avond reed ik, zonderling als ik ben, op één
baan met siliconenbandjes die ik een beetje neurotisch erg regelmatig ontdeed
van vastgekleefd baanvuil. Omdat we met zijn tweetjes waren, Markus en ik, was
er ook niemand boos op het feit dat ik met die bandjes reed en ook steeds op
dezelfde track. Ik vind dat ik dit moet melden om te voorkomen dat ik straks
door de slotcarracewereld wordt weggezet
als een achterlijke asociale zool, bij voorkeur zonder dat iemand vraagt:
Waarom?.
Welnu, naarmate avond vorderde merkte ik dat de grip beter
werd en ik minder hoefde te tapen. Min of meer gelijktijdig kwamen er nog wat
losse leden binnen dwarrelen en toen onze bezetting onderhand maximaal was
(4-5), ging ik naar huis. Gewoon bedtijd. Logisch ging iemand anders op de
vrijgekomen track rijden en die ervoer een enorme grip. Om kort te gaan: die
nacht werd het baanrecord gereden op de door mij met siliconenbanden gereinigde
track. Zonder enige twijfel de beste grip ooit en daarmee bedoel ik dat
bijvoorbeeld de Solexbocht bijna met vol gas genomen kon worden, waardoor de
tijden scherp naar beneden doken. Wij lachten: “Dat komt natuurlijk door die
olie uit die siliconenbandjes van Hein!”. Wij dachten: “Wat een zeldzaam
geouwehoer over die siliconenbandjes!”
Anyway, terug naar de wetenschap. Dat begon met een analyse
van wat er precies was gebeurd en dat bracht Markus ertoe een gerenommeerde
fabrikant van slotracebanen te vragen: Welke baan heeft de beste grip? Het
antwoord kwam per kerende post. Omdat er op ons forum onlangs iemand weer wat
begon te roepen, schreef ik een antwoord op de vraag ‘Waarom?’
‘De glanzende motorkap van een auto ziet er onder een
microscoop min of meer uit als tandenschuim. Veel putjes, veel bultjes. Met
polijsten en was krijg je hoogglans: de putjes worden opgevuld, de bultjes
afgeslepen. Een goed gepoetste slotracebaan is qua oppervlak te vergelijken met
een goed gepoetste en gewaxte motorkap. In theorie is de baan helemaal vlak
vergelijkbaar met een spiegel. Het deel van de band dat de baan raakt, wordt
hierdoor niet groter, maar de hoeveelheid bandoppervlak dat de baan raakt neemt
wel toe. Dit kunnen we vertalen. Een normale band heeft sleuven en kanaaltjes
voor de afvoer van regenwater. De hoeveelheid bandoppervlak dat het wegdek
raakt, neemt daardoor af. Dat verlies wordt genomen omdat de veiligheid bij
regen toeneemt. De beste band bij droog weer is daarom de slick: de maximale
hoeveelheid bandoppervlak van het deel van de band dat het wegdek raakt, heeft
contact met het wegdek.
Rubber slotcarbandjes worden geslepen om oneffenheden weg te
halen en aldus het raakoppervlak te vergroten. Dat lukt redelijk goed, maar dit
effect is veel beter bij siliconenbanden die van zichzelf een goed gesloten
oppervlak hebben. Daarbij is de band zacht, waardoor de aansluiting met de baan
meteen goed is. Schuimbanden worden geslepen om het oppervlak gelijkmatiger te
maken, het oppervlak wordt vergroot door de 'holtes' op te vullen met olie of
een olieachtige substantie. Ik denk dat cohesie hier een rol speelt. Door met
een geslepen schuimband op een spiegelglad oppervlak te rijden krijg je een
maximaal contactoppervlak en dus de meeste grip.
Als een baan meer grip heeft of krijgt door rubbersporen,
dan betekent dit dat het rubber de baan polijst ofwel de putjes en de bultjes
opvult. Glas of plexiglas zijn spiegelglad en bieden daarom een maximaal
oppervlak (grip) aan de band.’
Roept u maar!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten